Testvragen Elektriciteit

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

grootheid

eenheid

symbool

symbool

Vermogen

Stroomsterkte

Spanning 

P

I

V

Ampère

A

W

U

Watt

Volt

Welk schakelschema klopt?

1. 
2. 
3. Het goede antwoord staat er niet tussen

Wat is er fout in dit schakelschema?

1. lampje 1 kan nooit branden
2. lampje 2 kan nooit branden
3. lampje 3 kan nooit branden
4. alle lampjes kunnen niet branden

Is deze schakelschema onderbroken of gesloten?

1. Onderbroken
2. Gesloten

In een schakelschema is dit het symbool voor een

1. batterij
2. lamp
3. ampèremeter
4. schakelaar

Hiernaast staan 2 schakelschema's.

Welke uitspraak over deze schakelschema's is waar?

1. Het zijn allebei parallelschakelingen.
2. Het zijn allebei serieschakelingen.
3. Schakeling 1 is een parallel- schakeling en 2 is een serieschakeling.
4. Schakeling 1 is een serieschakeling en 2 is een parallelschakeling.

De spanning op een stopcontact is .......

1. U= 12 V
2. U= 230 V
3. U= 9 V
4. U = 1,5 V

Serieschakeling

Parallelschakeling

Wat weet je nog van serie- en parallelschakelingen?
Hoe zien ze er uit, en hoe gedragen de spanning en stroom zich? 

Stroom (I) gelijk

Spanning (U) gelijk

Stroom (I) verdeelt zich

Spanning (U) verdeelt zich

Maak de zin compleet. 

in een serie schakeling geldt voor de spanning de volgende 

formule:

 

U_bron = U₁ + U₂

U_bron = U₁ = U₂

U_bron = U₁ - U₂

Wat is de betekenis van spanning?

1. Hoeveel energie een apparaat verbruikt
2. Hoeveel deeltjes er per seconde langs komen
3. De hoeveelheid energie van elk deeltjes
4. De druk van de stroom

Stroomsterkte is:

1. Vermogen
2. Hoeveelheid energie
3. deeltjes met veel energie
4. Hoeveel deeltjes er per seconde langs komen

Bereken het vermogen
Spanning = 10 V
Stroomsterkte is 2 A

1. 5 Watt
2. 10 Watt
3. 20 Watt
4. 0,2 Watt

In een serie schakeling is de spanning over de lampjes:

1. eerlijk verdeeld over de lampjes
2. over alle lampjes hetzelfde
3. kan allebei

6 batterijen in serie leveren een spanning van ...

1. 6 + 1,5 V = 7,5 Volt
2. 6 X 1,5V = 9 Volt
3. 3 X 1,5V = 4,5 Volt
4. 3 + 1,5V = 4,5 Volt

Wat gebeurt met de stroomsterkte als het aantal lampjes (in serie) toeneemt?

1. Die wordt groter
2. Die wordt kleiner
3. Die blijft gelijk
4. Dat valt niet te zeggen met deze gegevens

Hoe bepaal je de stroomsterkte in een serie schakeling?

1. U​tot​​=U​1​​+U​2​​+U​3​​
2. U​tot​​=U​1​​=U​2​​
3. I​tot​​=I​1​​+I​2​​+I​3​​
4. I​tot​​=I​1​​=I​2​​

Wat gebeurt met de stroomsterkte (door de stroommeter) als het aantal lampjes (parallel) toeneemt?

1. Die wordt groter
2. Die wordt kleiner
3. Die blijft gelijk
4. Dat valt niet te zeggen met deze gegevens

Wat gebeurt met de spanning (per lampje) als het aantal lampjes (parallel) toeneemt?

1. Die wordt groter
2. Die wordt kleiner
3. Die blijft gelijk
4. Dat valt niet te zeggen met deze gegevens