Resultante kracht: De tweede wet van newton Fres=ma
Slide 2 - Slide
Formules tot nu toe
Formule voor snelheid:
s =vt
s = ½vt (versnellen en vertragen)
Formule voor gemiddelde versnelling:
Δv = ve-vb
stopafstand = reactieafstand + remafstand
a=ΔtΔv
Slide 3 - Slide
Bereken de versnelling
Een koets met paarden staat voor een stoplicht. Als het stoplicht op groen springt versnellen de paarden tot een snelheid van 18 km/h. Over deze versnelling doen ze 125 meter.
Slide 4 - Slide
Bereken de versnelling
Een hele snelle clown trekt in 2,9 seconde op tot een snelheid van 96 km/h.
Slide 5 - Slide
Bereken de versnelling
Een auto rijd 72 km/h op de snelweg. De automobilist wil inhalen en versnelt naar een snelheid van 144 km/h. Hier doet hij 6,70 seconde over.
Slide 6 - Slide
Bereken de beginsnelheid
Een auto rijdt op de snelweg. De automobilist geeft gas en bereikt een snelheid van 144 km/h. Het versnellen duurt 5,0 seconde. Zijn versnelling is 4,6m/s²
Slide 7 - Slide
Usain Bolt legt de 100m sprint af in 9,58s. Bereken de gemiddelde snelheid.
gegeven: Δs = 100m Δt= 9,58s
gevraagd: vgem.
uitw.: vgem. = Δs/Δt
vgem. = 100/9,58
vgem. = 10,4 m/s
Slide 8 - Slide
Bereken de versnelling
Een auto trekt op gedurende 500 meter op tot een snelheid van 72 km/h. Bereken de versnelling.
Slide 9 - Slide
Bereken de versnelling
Een brommer trekt op gedurende 300 meter op tot een snelheid van 36km/h. Bereken de versnelling.
Slide 10 - Slide
Bereken de versnelling
Een fietser trekt op gedurende 8 kilometer op tot een snelheid van 122 km/h. Bereken de versnelling.
Slide 11 - Slide
Bereken de versnelling
Een auto trekt in 3 seconde op over een afstand van 750 meter. Bereken de versnelling.
Slide 12 - Slide
Bereken de versnelling
Een hazewindhond trekt in 5 seconde op over een afstand van 350 meter. Bereken de versnelling.
Slide 13 - Slide
Constante snelheid
Als er geen netto kracht op een voorwerp is, dan is er geen verandering in snelheid.
Toch moet je een kracht toepassen om met een constante snelheid te fietsen omdat er tegenwerkende krachten zijn.
Bij een constante snelheid is de stuwkracht =aan de tegenwerkende kracht.
Slide 14 - Slide
Internationale ruimtestation
Beweegt met een spoed van 7,66 km/s om de aarde heen.
Waarom kan het zo snel bewegen?
Wat voor krachten werken in op het ruimtestation?
Slide 15 - Slide
Resultaat van netto kracht
Netto kracht in de richting van beweging - versnelling
Netto kracht tegen de richting van beweging - vertraging
Slide 16 - Slide
Netto kracht
Cheeta (Jachtluipaard)
versnelt in 3 seconden
tot 100 km/h
Dit komt door zijn flinke spierkracht
Voortstuwende kracht = Krachten in de richting van beweging
Tegenwerkende krachten = Werken de andere kant op (wrijving)
Netto kracht = Het verschil tussen de twee
Slide 17 - Slide
Grotere massa = Tragere versnelling
Een vrachtwagen
heeft meer kracht nodig
bij vertragen dan een
personenauto.
F = ma
Slide 18 - Slide
Bereken de resulterende kracht
Een auto heeft een massa van 700 kilo en trekt op met een versnelling van 4m/s².
Slide 19 - Slide
Bereken de resulterende kracht
Een paard heeft een massa van 600 kilo en trekt op met een versnelling van 3m/s².
Slide 20 - Slide
Bereken de resulterende kracht
Een fietser heeft een massa van 80 kilo (met fiets) en trekt op met een versnelling van 3m/s².
Slide 21 - Slide
Bereken de versnelling
Een auto met een massa van 850kg heeft een meewerkende kracht van 1500kN en een tegenwerkende kracht van 3000 N.
Slide 22 - Slide
Bereken de versnelling
Een cheeta met een massa van 65kg heeft een meewerkende kracht van 15kN en een tegenwerkende kracht van 200 N.
Slide 23 - Slide
Op een voorwerp van 4,0 kg werkt een resulterende kracht van 10N. Bereken de versnelling van het voorwerp.
geg: m = 4,0kg Fn = 10N
gev: a in m/s2
uitw: Fn = m x A
a=mFn=4,010=2,5m/s2
Slide 24 - Slide
Op een voorwerp werkt een resulterende kracht van 26 N. Ten gevolge hiervan ondergaat het voorwerp een versnelling van 0,240 m/s2. Bereken de massa van het voorwerp.
geg: Fn = 26N a = 0,24m/s2
gev: m in kg
uitw: Fn = m x A
m=aFn=0,2426=108kg
Slide 25 - Slide
Een blok van 130 gram versnelt met 1,2 m/s2.
Bereken de resulterende kracht op het blok.
geg: m = 130g = 0,130kg a = 1,2m/s2
gev: Fn in N
uitw: Fn = m x A
1,5 x10ˉ¹N
Fn=m⋅a=0,130⋅1,2=0,156N
Slide 26 - Slide
Veilig botsen
Zorg voor een langere remtijd
Kreukelzone
airbag
veiligheidsgordel
kooiconstructie
actieve motorkap
Slide 27 - Slide
Kreukelzone en botsen
Door de kreukelzone krijg je een langere remweg.
Daardoor duurt de botsing langer (grotere t).
dan is versnelling a kleiner.
En is de kracht F ook kleiner
F=m⋅a
a=ΔtΔv
Slide 28 - Slide
Je rijdt in een auto rijdt met 72 km/h. Plotseling remt een voorligger. Het duurt 0,80 s (de reactietijd) voordat je remt. Daarna rem je met 5,0 m/s2 tot stilstand. Je knalt nog net niet op de voorligger.
Bereken de afstand die je aflegt in de reactietijd.
Je rijdt in een auto rijdt met 72 km/h. Plotseling remt een voorligger. Het duurt 0,80 s (de reactietijd) voordat je remt. Daarna rem je met 5,0 m/s2 tot stilstand. Je knalt nog net niet op de voorligger.
Bereken de afstand die je aflegt tijdens het vertragen.
Je rijdt in een auto rijdt met 72 km/h. Plotseling remt een voorligger. Het duurt 0,80 s (de reactietijd) voordat je remt. Daarna rem je met 5,0 m/s2 tot stilstand. Je knalt nog net niet op de voorligger.
Bereken je gemiddelde snelheid over het hele stuk dat je auto heeft gereden.