Antipsychotica

Antipsychotica
1 / 48
next
Slide 1: Slide
FPMBOStudiejaar 3

This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Antipsychotica

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Doel van de les
Weten wat bedoeld wordt met 'een psychose' 

Weten welke geneesmiddelen bij een 
psychotische aandoening worden voorgeschreven

Werking, gebruik en medicatiebewaking bij 
Antipsychotica kennen


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Waaraan herken je een psychose?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Schizofrenie

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Oorzaak Psychotische aandoening
Meerdere factoren kunnen een rol spelen....

  • Aanleg
  • Ziekten, b.v. Ziekte van Parkinson
  • Belastende factoren
  • Hormonale factoren
  • Drugs / Alcohol.....


Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Antipsychotica
  • Klassieke antipsychotica
       Remmen neurotransmitter Dopamine

  • Atypische Antipsychotica
       Remmen meerdere neurotransmitters, 
       o.a.  Dopamine en Serotonine

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Bijwerking Antipsychotica
Bewegingsstoornissen!

Spiertrekkingen
Stijfheid
Krampen
....

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Slide 20 - Link

Slide 21 - Link

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Bipolaire stoornis

Slide 24 - Slide

Wisselende stemmingen
Bipolaire stoornis wordt gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen tussen:

    Manie (of hypomanie): een periode van overdreven opgewektheid, verhoogde energie, en soms impulsief gedrag.
    Depressie: een periode van neerslachtigheid, vermoeidheid, en verlies van interesse in dagelijkse activiteiten.

Bij bipolaire I-stoornis zijn de manische episodes intenser, terwijl bij bipolaire II-stoornis de manische episodes milder (hypomanie) zijn, maar de depressieve episodes meestal langer en ernstiger.

Slide 25 - Slide

Symptomen van Manie en Depressie
Manische symptomen: prikkelbaarheid, overmatig zelfvertrouwen, verminderde slaapbehoefte, spraakzaamheid, risicovol gedrag (zoals impulsieve aankopen, seksuele risico's, etc.).

Depressieve symptomen: gebrek aan energie, gevoelens van waardeloosheid of schuld, moeite met concentreren, verandering in eetlust of slaap, en soms suïcidale gedachten.

Slide 26 - Slide

Medicatietrouw
Veel patiënten met bipolaire stoornis worden behandeld met stemmingsstabilisatoren, antipsychotica of antidepressiva. 
Als apothekersassistent moet je alert zijn op het belang van medicatietrouw, omdat het overslaan of stoppen met medicatie manische of depressieve episodes kan veroorzaken.

Lithium en valproïnezuur zijn veelgebruikte stemmingsstabilisatoren.
    Antipsychotica zoals olanzapine of quetiapine worden ook vaak voorgeschreven.
    Antidepressiva kunnen bij sommige patiënten worden toegevoegd, maar ze worden voorzichtig gebruikt om manie te voorkomen.

Slide 27 - Slide

Bijwerkingen van Medicatie

    Lithium: dorst, veel plassen, gewichtstoename, tremoren.
    Valproïnezuur: gewichtstoename, tremoren, maagklachten.
    Antipsychotica: slaperigheid, gewichtstoename, veranderingen in metabole functies.

Slide 28 - Slide

Wat is een belangrijk kenmerk van een bipolaire stoornis?
A
Stabiele stemming zonder schommelingen
B
Extreme stemmingswisselingen tussen manie en depressie
C
Alleen manische episodes
D
Alleen depressieve episodes

Slide 29 - Quiz

Welke van de volgende medicijnen is een veelgebruikte stemmingsstabilisator voor de behandeling van bipolaire stoornis?
A
ibuprofen
B
paroxetine
C
lithium
D
diazepam

Slide 30 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van lithium, dat vaak wordt gebruikt voor de behandeling van bipolaire stoornis?
A
hartkloppingen
B
droge mond
C
gewichtstoename
D
hoofdpijn

Slide 31 - Quiz

Waarom is het belangrijk voor een apothekersassistent om alert te zijn op interacties tussen lithium en andere medicijnen?
A
Omdat lithium de bloeddruk kan verlagen
B
de lithiumspiegels kunnen verhogen, wat toxiciteit kan veroorzaken
C
Omdat lithium altijd veilig te gebruiken is met andere medicijnen
D
Omdat lithium geen enkele interactie heeft met andere geneesmiddelen

Slide 32 - Quiz

ADHD

Slide 33 - Slide

symptomen adhd
ADHD wordt gekenmerkt door drie hoofdcategorieën van symptomen:

    Aandachtsproblemen: moeite met concentreren, snel afgeleid zijn, taken niet afmaken, slordigheid, moeite met luisteren en organiseren.
    Hyperactiviteit: constant in beweging zijn, moeite hebben om stil te zitten, overmatig praten.
    Impulsiviteit: snel en zonder na te denken handelen, moeite met wachten, anderen onderbreken.

Er zijn drie subtypes van ADHD:

    Overwegend onoplettend type (vooral concentratieproblemen).
    Overwegend hyperactief/impulsief type (vooral hyperactiviteit en impulsiviteit).
    Gecombineerd type (een mix van beide).

Slide 34 - Slide

Behandeling medicatie
ADHD wordt vaak behandeld met medicatie die onder te verdelen is in:

Stimulerende middelen: Dit zijn de meest voorgeschreven medicijnen voor ADHD en omvatten:
        Methylfenidaat (zoals Ritalin, Concerta)
        Dexamfetamine
   
 Niet-stimulerende middelen: Als stimulerende middelen niet geschikt zijn, kunnen artsen andere medicijnen voorschrijven, zoals:
        Atomoxetine (Strattera)

Slide 35 - Slide

Welke van de volgende symptomen hoort bij ADHD?
A
Overmatige concentratie en perfectionisme
B
Moeite met concentreren, hyperactiviteit en impulsiviteit
C
Overmatige vermoeidheid en passiviteit
D
Emotionele vlakheid en apathie

Slide 36 - Quiz

Wat is een veelvoorkomende bijwerking van stimulerende middelen zoals methylfenidaat?
A
Slaapproblemen en verminderde eetlust
B
Gewichtstoename en constipatie
C
Vermoeidheid en slaperigheid
D
Spierkrampen en jeuk

Slide 37 - Quiz

Wat kun je als apothekersassistent adviseren om misselijkheid bij het gebruik van ADHD-medicatie te verminderen?
A
Medicatie ’s avonds voor het slapengaan nemen
B
Medicatie innemen tijdens een maaltijd
C
Medicatie overslaan als misselijkheid optreedt
D
Medicatie met vruchtensap innemen

Slide 38 - Quiz

Welke van de volgende combinaties kan een mogelijke geneesmiddeleninteractie veroorzaken bij patiënten die ADHD-medicatie gebruiken?
A
Methylfenidaat en NSAID's
B
Methylfenidaat en antidepressiva
C
Methylfenidaat en paracetamol
D
Methylfenidaat en multivitamines

Slide 39 - Quiz

Tot welke farmacotherapeutische groep hoort Lithium?
A
Antidepressiva
B
Antipsychotica
C
Benzodiazepinen
D
Stemmingsstabilisator

Slide 40 - Quiz

Tot welke farmacotherapeutische groep hoort Fluoxetine?
A
Antidepressiva
B
Antipsychotica
C
Benzodiazepinen
D
Stemmingsstabilisator

Slide 41 - Quiz

Tot welke farmacotherapeutische groep hoort Quetiapine?
A
Antidepressiva
B
Atypische antipsychotica
C
Benzodiazepinen
D
Klassieke antipsychotica

Slide 42 - Quiz

Tot welke farmacotherapeutische groep hoort Methylfenidaat?
A
ADHD medicatie
B
Antidepressiva
C
Antipsychotica
D
Benzodiazepinen

Slide 43 - Quiz

Tot welke farmacotherapeutische groep hoort Temazepam?
A
Antidepressiva
B
Antipsychotica
C
Benzodiazepinen
D
Stemmingsstabilisator

Slide 44 - Quiz

Tot welke farmacotherapeutische groep hoort Clomipramine?
A
Antipsychotica
B
Benzodiazepinen
C
SSRI's
D
Tricyclische antidepressiva

Slide 45 - Quiz

Tot welke farmacotherapeutische groep hoort Haloperidol?
A
Antidepressiva
B
Atypische antipsychotica
C
Benzodiazepinen
D
Klassieke antipsychotica

Slide 46 - Quiz

Slide 47 - Mind map

Einde van de les

Slide 48 - Slide