Les 3 + 4 - voca 1, aller + andere werkwoorden

On a besoin de quoi?
un stylo
un cahier
le livre A
pas d'ordinateur!
pas de portable!
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

On a besoin de quoi?
un stylo
un cahier
le livre A
pas d'ordinateur!
pas de portable!

Slide 1 - Slide

Aujourd'hui, on va:
  • Contrôler le vocabulaire
  • Overzicht maken werkwoorden
  • Faire des phrases
  • Les devoirs pour aujourd'hui:

Leren: voca apprendre 1 <--
Maken: ex. 5, 6


Slide 2 - Slide

Est-ce qu'on va...
...écouter la prof? 
...travailler en silence?
... ou travailler ensemble?

Slide 3 - Slide

On va...
...écouter la prof! 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Notez dans vos cahiers.

(Tussen haakjes mag, hoeft niet. Die zijn voor wie alvast meer willen weten!)
timer
2:00

Slide 7 - Slide

Cherchez dans le livre!

Schrijf alle  werkwoordenrijtjes uit! Zoek ze op in je boek als je ze nog niet kent. Controleer ze in je boek als je ze wel kent.
Werk netjes!
timer
10:00

Slide 8 - Slide

Contrôlez et marquez.

Controleer en markeer met twee kleurtjes: welke letters bij de onregelmatige werkwoorden blijven aan het begin vaak hetzelfde?


timer
3:00

Slide 9 - Slide

Contrôlez et marquez.

Markeer nu alle regelmatige uitgangen met één kleur (bv. blauw)

Markeer alle onregelmatige uitgangen die vaak hetzelfde blijven met één kleur (bv. roze)

(En eventueel uitgangen die soms terugkomen met een andere kleur, bv. paars)


timer
3:00

Slide 10 - Slide

Contrôlez. 

Als het goed is heb je een vrolijke boel, inmiddels.

Slide 11 - Slide

Traduisez dans vos cahiers:
  1. Jij hebt een appartement. 
  2. Zij is in haar slaapkamer. 
  3. Wij dansen in de woonkamer. 
  4. Jullie gaan naar de badkamer.
  5. Jij gaat naar de lift.
(extra uitdaging:)
6. Ik kook vandaag. (koken - faire "de keuken")
7. Mijn ouders wachten bij de ingang. 

timer
7:00

Slide 12 - Slide

Les réponses:
  1. Tu as un appartement.
  2. Elle est dans sa chambre.
  3. Nous dansons dans la salle de séjour.
  4. Vous allez à la salle de bains.
  5. Tu vas à l'ascenseur.
(extra uitdaging:)
6. Aujourd'hui, je fais la cuisine. // Je fais la cuisine aujourd'hui.
7. Mes parents attendent à l'entrée.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Merci et à la prochaine! 
Et n'oubliez pas les devoirs pour le 6 février:

Zinnetjes op bord overschrijven en aanvullen 
Leren: app. 1 + 2 (p. 133)
Maken: ex. 8A (behalve 3), 8B (p. 118)



Slide 15 - Slide