This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 4 Van oorlog naar oorlog Oefentoets
Paragraaf 4.1 Een land om trots op te zijn
Paragraaf 4.2 De Grote Oorlog
Paragraaf 4.3 Hoop en wanhoop
Paragraaf 4.4 Een nieuwe leider
Totaal aantal punten: 26
Slide 1 - Slide
Wat is nationalisme?
(Par 4.1)
A
Een eigen staat voor je land willen.
B
Een grote liefde hebben voor je eigen volk.
C
Een leger hebben om je eigen volk te verdedigen.
D
Niet zwakker willen zijn dan andere volken.
Slide 2 - Quiz
Wat is militarisme?
(Par 4.1 Militarisme)
A
Trots zijn op alles dat met het leger te maken heeft.
B
Trots zijn op je eigen land en volk.
C
Trots zijn op je ouders.
D
Zoveel mogelijk koloniën veroveren.
Slide 3 - Quiz
Wie was Franz Ferdinand?
(Par 4.1 Moord in Bosnië)
A
Troonopvolger Oostenrijk-Hongarije.
B
Een belangrijke generaal van Duitsland.
C
De koning van het Verenigd Koninkrijk.
D
De koning van Italië.
Slide 4 - Quiz
Wat zijn de 5 oorzaken van de Eerste Wereldoorlog? (Par 4.1)
Slide 5 - Open question
Koppel het goede land aan het juiste bondgenootschap!
(Par 4.2)
Triple Entente
Centrale Entente
Duitsland
Groot-Brittannië
Oostenrijk-Hongarije
Rusland
Frankrijk
Turkije
Slide 6 - Drag question
1
2
3
4
5
6
Vrede van Versailles
De VS doet mee aan WOI
Duitse Keizerrijk wordt uitgeroepen in Versailles
Moordaanslag Franz Ferdinand
Wapenstilstand WOI
Rusland trekt zich terug uit de oorlog
Slide 7 - Drag question
Waar was het Westfront tijdens de Eerste Wereldoorlog?
Slide 8 - Drag question
Sleep de punaise naar het kaartje over de
Eerste Wereldoorlog.
Slide 9 - Drag question
Verdrag van Versailles
Niet in Verdrag Versailles
Duitsland neemt alle schuld op zich
Duitsland moet herstelbetalingen doen
Duitsland mag maar een beperkt leger hebben
Duitsland moet meedoen aan de Volkenbond
Duitsland krijgt hulp uit het Dawesplan
Slide 10 - Drag question
Leg uit: Waarom werd de moord op kroonprins Franz Ferdinand gezien als het startschot van WO1? (Par 4.1 Moord in Bosnië)
Slide 11 - Open question
Wanneer was de Eerste Wereldoorlog? (Par 4.2)
A
1912-1918
B
1914-1919
C
1913-1918
D
1914-1918
Slide 12 - Quiz
Wat was het Von Schlieffenplan van Duitsland? (Par 4.2)
Slide 13 - Open question
Waarom is het een wereldoorlog? (Par 4.2 Wereldoorlog)
Slide 14 - Open question
Amerika doet mee met de Eerste Wereldoorlog in het jaar: (Par 4.2 Het laatste oorlogsjaar)
A
1912
B
1914
C
1917
D
1918
Slide 15 - Quiz
Zet in de goede volgorde van oud naar nieuw.
(Par 4.1 & 4.2)
DU tekent het verdrag van Versailles.
Moord op kroonprins Franz-Ferdinand door Gavrilo Princip.
Du voert het Von Schlieffenplan uit.
Duitsland laat neutrale Amerikaanse schepen zinken.
Wapenstilstand op 11 november 1918. De oorlog is voorbij.
Slide 16 - Drag question
Wat was het Verdrag van Versailles?
(Par 4.3 Verslagen en vernederd)
A
Een verdrag dat werd gesloten na de Tweede Wereldoorlog, Duitsland kreeg alle schuld van de oorlog op zich.
B
Een nieuwe grondwet in Frankrijk waardoor Frankrijk een machtig land werd na de Eerste Wereldoorlog.
C
Een wapenstilstand tussen Duitsland en Engeland zodat beide landen hun legers konden uitbreiden.
D
Een verdrag dat gesloten werd in 1919, waarin Duitsland alle schuld kreeg van de Eerste Wereldoorlog.
Slide 17 - Quiz
Waarom zag Duitsland het verdrag van Versailles eerder als het dictaat van Versailles? (Par 4.3 Aantek)
Slide 18 - Open question
Leg uit hoe de economie kon instortten in 1929? Beschrijf dit stap voor stap. (Par 4.3 De economie stort in)
Slide 19 - Open question
Wat was de directe aanleiding voor de grote economische crisis van de jaren dertig van de twintigste eeuw? (Par 4.3 Aantek)
A
Het einde van de Eerste Wereldoorlog
B
De ontdekking van olie in het Midden-Oosten
C
Black Tuesday in 1929
D
De invoering van het communisme in Rusland
Slide 20 - Quiz
Wat is het communisme? (Par 4.4)
A
Er wordt gestreefd naar gelijkheid in bezit.
B
Er wordt gestreefd naar gelijkheid.
C
Er wordt gestreefd naar ongelijkheid.
D
Er wordt gestreefd naar ongelijkheid in bezit.
Slide 21 - Quiz
Wat is het fascisme? (Par 4.4)
A
Politieke beweging die gelooft in
nationalisme en antidemocratie.
B
Politieke beweging die gelooft in
gelijkheid en militairisme.
C
Politieke beweging die geloofd in
gelijkheid en nationalisme.
D
Politieke beweging die gelooft in
gelijkheid en antidemocratie.
Slide 22 - Quiz
Leg uit; Wat is het verschil tussen communisme en fascisme? (Par 4.4 Communisme en fascisme)
Slide 23 - Open question
De NSDAP staat voor... (Par 4.4 Nazi's)
A
Democratische Bond
B
Nationaal-Socialisten Duitsland Partij
C
Nationaal Socialistische Duitse Arbeiders Partij
D
Alle antwoorden zijn ONJUIST
Slide 24 - Quiz
Hitler gaat de politiek in en sluit zich aan bij de NSDAP. De NSDAP is een nationaalsocialistische partij, dit lijkt erg veel op een fascistische partij.
Wat is het verschil tussen fascisme en nationaalsocialisme?
(Par 4.4 Communisme en fascisme & Nazi's)
Slide 25 - Open question
Wat is een totalitaire samenleving? (Par 4.4 Hitler wordt dictator)
A
Een democratische samenleving met vrijheid van meningsuiting.
B
Een samenleving gebaseerd op religieuze principes.
C
Een samenleving met gelijke rechten voor alle burgers.
D
Een samenleving waarbij de staat totale controle heeft.
Slide 26 - Quiz
Wat is propaganda? (Par 4.4 Hitler wordt dictator)