Interview bij thema “ondernemerschap”

Interview bij thema “ondernemerschap”
1 / 20
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 20 slides, with text slides.

Items in this lesson

Interview bij thema “ondernemerschap”

Slide 1 - Slide

Doel van deze les
Je weet de kenmerken van een interview. 
Je weet wat open en gesloten vragen zijn. 

Slide 2 - Slide

Wat is een interview?
De tekst is een interview.
Een interview is een vraaggesprek.
Iemand stelt vragen.
Dat is de interviewer.
En iemand anders geeft antwoord.


Slide 3 - Slide

Interview tip
Tijdens interview=
* Maak aantekeningen/
* Neem het interview op. 

Na interview=
Werk het interview uit.

Slide 4 - Slide

VOORBEREIDING 1: een afspraak maken
Ga op zoek naar ondernemers in jouw omgeving/netwerk die een vergelijkbaar product verkopen als jouw eigen bedrijfje.
Zoek er minimaal vijf.
Noteer de namen van de bedrijven en zet ook de contactgegevens erbij.

Slide 5 - Slide

Opdracht
Tijdens periode 2 ga je in het kader van het thema “ondernemerschap” zelf een extern leerlab organiseren. Bij het vak economie ben je bezig met het opzetten van een mini-onderneming. Je gaat nu een ondernemer interviewen die een vergelijkbaar bedrijf heeft. Dit doe je in tweetallen.
Volg onderstaande stappen en vul het document helemaal in. 
In Talent §1.6 + 1.7 + 2.6 vind je de lesstof die je nodig hebt om de opdrachten goed uit te voeren.

Slide 6 - Slide

Voorbereiding 1
Maak een afspraak voor een interview met één van bovenstaande ondernemers. Noteer de naam van het bedrijf, de naam van de ondernemer die je gaat interviewen, het adres van het bedrijf, de datum en het tijdstip waarop het interview zal plaatsvinden.
En laat dit goedkeuren door de docent.

Slide 7 - Slide

VOORBEREIDING 2: interviewvragen bedenken 
Ga op zoek naar informatie over het bedrijf. Schrijf in steekwoorden op wat je gevonden hebt.
Deze informatie heb je nodig voor de interviewvragen en het interviewverslag dat je na het interview gaat schrijven.

Slide 8 - Slide

Voorbereiding 2
Schrijf in steekwoorden op waarover je vragen wilt stellen.
Denk hierbij aan:
Vestigingsfactoren, ontstaan, toekomst, personeel, product, reclame/marketing, successen, tegenslagen, tips.
Zie ook Talent §1.7 (lesstof).

Slide 9 - Slide

Voorbereiding 2
Bedenk minimaal 15 interviewvragen en zet ze in een logische volgorde.
Schrijf op wat je wilt zeggen als je met het interview begint (voorstellen, doel gesprek).
Schrijf op wat je wilt zeggen aan het einde van het interview (bedankje).
Neem je vragen mee naar het gesprek. Denk van tevoren na hoe je de informatie die je tijdens het interview krijgt, kunt onthouden.
Neem je het gesprek op? (Wel altijd eerst vragen of de geïnterviewde dat goed vindt).
Maak je aantekeningen?
Wie gaat welke vragen stellen?
Wie maakt de foto’s?

Slide 10 - Slide

Voorbereiding 2
TIPS:
Zorg ervoor dat je zo veel mogelijk open vragen stelt.
Neem een actieve luisterhouding aan tijdens het interview.
Vraag door om meer informatie te krijgen. Zie ook Talent §1.7 (lesstof).

Laat dit ook weer goedkeuren door je docent!

Slide 11 - Slide

VERWERKING: interviewverslag
Maak een verslag van het interview dat je gehouden hebt. Dit verslag maak je digitaal en krijgt de lay-out van een tijdschriftartikel. In het interviewverslag is terug te zien, dat je de lesstof van Talent §1.6 + 2.6 beheerst. Let daarbij in elk geval nog op het volgende:
- Combineer de twee manieren: letterlijk en samenvattend interviewverslag.
- Zet een pakkende titel boven de tekst.
- Zet de tekst in kolommen.
- Maak de inleiding dikgedrukt.
- Voeg foto’s met onderschrift toe.
- Gebruik citaten (met de juiste interpunctie!).
- Varieer in woordkeuze.
- Zorg dat spelling en zinsbouw in orde zijn.
- Laat duidelijk terugzien dat je hebt doorgevraagd na bepaalde antwoorden.

Slide 12 - Slide

Inleveren
Het eindproduct deel je uiterlijk in week 6 (9 december) met je docent.
Het cijfer wordt vastgesteld op basis van de bewijsstukken die hieronder genoemd zijn.
Er zijn maximaal 50 punten te verdienen.
Succes!

Slide 13 - Slide

Interview
Een interview is een vraaggesprek. Het interview kan gaan over degene die geïnterviewd wordt, maar ook over een onderwerp waar de geïnterviewde veel van weet.
Als je weet wie je gaat interviewen en waarover, kun je het interview voorbereiden.
• Bedenk wat je al weet en wat je nog wilt weten.
• Bedenk daar vragen bij.
• Schrijf met steekwoorden op wat je gaat zeggen aan het begin van het interview (bijvoorbeeld waarom je het interview houdt).
• Schrijf de vragen op en houd ruimte tussen de vragen open voor de antwoorden.
• Schrijf met steekwoorden op wat je gaat

Slide 14 - Slide

Open en gesloten vragen
Als je interessante antwoorden wilt krijgen, dan moet je goede
interviewvragen stellen.
• Stel open vragen, waardoor je niet alleen maar ja/nee-antwoorden
krijgt, maar de geïnterviewde uitgebreider kan antwoorden.
• Stel maar één vraag tegelijk.

Slide 15 - Slide

Doorvragen
Sommige mensen geven veel korte antwoorden, ook als je open vragen stelt. Met doorvragen kan het toch een goed interview worden.
Je kunt:
• een samenvatting in eigen woorden geven, gevolgd door een vraag: Dus als ik het goed begrijp vind je de optredens het leukste van jouw beroep. Wat maakt voor jou een optreden geslaagd?
• op een vragende toon het antwoord herhalen: Geïnterviewde: Ik voelde mij nog te jong.  Interviewer: Je voelde je nog te jong?
• om extra uitleg vragen: Wat bedoel je daar precies mee?
 •om voorbeelden vragen: Kun je een voorbeeld geven van zo’n eurekamoment?

Slide 16 - Slide

Interviewverslag schrijven
Als schrijver van een interviewverslag kies je welke informatie je gebruikt en welke niet. Je kiest ook hoe je de informatie wilt verwerken.
Bij de paragraaf ‘Lezen’ heb je geleerd dat er twee mogelijkheden zijn:
• het letterlijk interviewverslag. Vraag en antwoord worden hierbij afgewisseld. De antwoorden staan in de directe rede, het zijn citaten.
Interviewer: ‘Wat ging er door je heen toen je won?’
 Geïnterviewde: ‘Het was alsof ik vleugels had, ik kon de hele wereld aan.’
Je laat bij het letterlijk interviewverslag onbelangrijke details weg.

Slide 17 - Slide

• het samenvattend interviewverslag. Je geeft de antwoorden van de
geïnterviewde in eigen woorden weer.
B. vertelt dat hij na afloop van de wedstrijd het gevoel had alles aan
te kunnen: hij voelde een enorme power. Je kunt in een dergelijk verslag af en toe een letterlijke uitspraak van de geïnterviewde invoegen om je tekst levendiger te maken.
Met glanzende ogen vertelt B. over de enorme prestatie. ‘Wist ik van tevoren dat ik me zo zou gaan voelen, man, ondenkbaar. Wat zoiets met je doet, ongekend!’ B. raakt er niet over uitgepraat.

Slide 18 - Slide

Citeren
Citeren betekent letterlijk opschrijven wat iemand gezegd heeft.
Je gebruikt dan de directe rede.
Vergelijk de volgende drie manieren:
• A. buldert: ‘Dat heeft u mij helemaal niet horen zeggen!’
• ‘Dat,’ buldert A.,’heeft u mij helemaal niet horen zeggen!’
• ‘Dat heeft u mij helemaal niet horen zeggen,’ buldert A.
Bij een citaat is het gebruik van leestekens, de interpunctie, belangrijk;
de lezer kan hieraan het citaat herkennen.

Slide 19 - Slide

Verslag
Als je een verslag schrijft, wil je de lezer vooral informeren. Je beschrijft feitelijke gebeurtenissen en je doet dat in chronologische volgorde.
Selecteer vooraf de gebeurtenissen waarover je verslag gaat doen: de lezer zit niet te wachten op nutteloze details.
Zorg ook voor een levendige vertelstijl, varieer bijvoorbeeld in je woordkeuze.
Je illustreert je verslag met foto’s en/of tekeningen. Soms kun je grafieken of tabellen gebruiken.
Voorbeelden van verslagen zijn: reisverslagen, sportverslagen, onderzoeksverslagen.
Een bijzonder soort verslag is een weblog of blog.

Slide 20 - Slide