Les 4 U4

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

BONJOUR et BIENVENUE! 

Bonjour

et 

bienvenue!!

une actualité française

ça  y est? (is het gelukt?)

Contrôle

Exercice 1 futur simple

Exercice 1 futur proche

Vocabulaire VWO

Apprendre 1 en 2 U4

Vocabulaire VWO

Apprendre 1 en 2 U4

Verbuga

Instructions

Futur, futur proche

Vocabulaire havo

Apprendre 1 en 2  U4

Vocabulaire havo

Apprendre 1 en 2 U4

Les verbes réguliers

• werkwoorden op -er
• werkwoorden op -ir
• werkwoorden op -re

Les verbes irréguliers

• être
  
• avoir
  
• aller
  
• faire

• pouvoir (kunnen)
• vouloir (willen)
• prendre (nemen)
• devoir (moeten)

Les verbes. Devoir = moeten

Het werkwoord devoir moet altijd worden gevolgd door een ander werkwoord.

Ik moet eten

Wij moeten slapen

In het Nederlands is dit eigenlijk net zo. 

Le verbe devoir (=moeten)

In de présent:

Je dois	Ik moet
Tu dois	Jij moet
Il / elle / on doit	Hij / zij / men moet
Nous devons	Wij moeten
Vous devez	Jullie moeten / u moet
Ils / elle doivent	Zij moeten

à faire.....

(af)maken:

Exercice 8a tot en met 8c van Unité 4.

Page 17.

Of online ( 4.3 Grammaire I)