Dit verband herken je aan signaalwoorden zoals:
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en.
Je kunt een opsomming ook herkennen aan streepjes (-), dots (*), getallen (1,2,3) of een dubbele punt (:)
Vb. Voor een cake heb je nodig : bloem, boter, suiker,
ei en bakpoeder