This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welk rijk heeft geen celwand?
A
bacterien
B
schimmels
C
dieren
D
planten
Slide 1 - Quiz
Bij welk rijk komen alleen maar eencelligen voor?
A
Planten
B
Bacterien
C
Schimmels
D
Dieren
Slide 2 - Quiz
Welk rijk heeft geen celkern?
A
Bacteriën
B
Dieren
C
Planten
D
Schimmels
Slide 3 - Quiz
Welk rijk heeft als enige bladgroenkorrels?
A
Schimmels
B
Bacteriën
C
Planten
D
Dieren
Slide 4 - Quiz
Welk celonderdeel komt er voor in een bacterie?
A
Celwand
B
Celkern
C
Bladgroenkorrels
Slide 5 - Quiz
Twan zegt, dat sommige bacterien voedsel kunnen afbreken en dat ze zich voortplanten d.m.v. deling. Jan zegt dat bacterien een celkern hebben. Wie heeft er gelijk?
A
Alleen Twan heeft gelijk
B
Alleen Jan heeft gelijk
C
Beide hebben gelijk
D
Beide hebben ongelijk
Slide 6 - Quiz
Bacteriën zijn eencellig en/of meercellig
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quiz
Welke van de onderstaande ziektes wordt door een bacterie veroorzaakt?
A
Griep
B
Aids
C
Oorontsteking
D
Kanker
Slide 8 - Quiz
Een champignon behoort tot het rijk van de planten.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quiz
Bij welke van onderstaande voedingsmiddelen spelen bacteriën een rol?
A
Zuurkool
B
Wijn
C
Brood
D
Bier
Slide 10 - Quiz
In welk rijk kunnen er bladgroenkorrels voorkomen in de cellen?
A
Plantenrijk
B
Dierenrijk
C
Schimmelrijk
D
Bacterierijk
Slide 11 - Quiz
Welke van de onderstaande antwoorden geeft de goede omschrijving voor sporenplanten?
A
Ze hebben geen wortels, stengels en bladeren
B
Ze hebben wortels stengels bladeren en bloemen
C
Ze hebben wortels, stengels, bladeren en geen bloemen
D
Ze hebben alleen stengels en bladeren
Slide 12 - Quiz
Tot welke stam van het plantenrijk behoort de varen?
A
Zaadplanten
B
Sporenplanten
C
Wieren (algen)
Slide 13 - Quiz
Kiezelwieren zijn eencellige wieren. Welke kenmerken hebben eencellige wieren? Ze hebben ....
A
Geen celwand en wel een celkern
B
Een celwand en geen celkern
C
Een celwand en wel een celkern
D
Geen celwand en geen celkern
Slide 14 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een geleedpotige?
A
kwal
B
zeester
C
slak
D
krab
Slide 15 - Quiz
Alle geleedpotigen hebben een uitwendig skelet van chitine, het pantser.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Wat is ordenen?
timer
0:30
A
zorgen dat het stil is, orde houden
B
orders maken voor verzending
C
de verschillen zoeken
D
verdelen in groepen met dezelfde kenmerken
Slide 17 - Quiz
Wie zijn meer verwant: Geleedpotigen en holtedieren of geleedpotigen en stekelhuidigen
A
Stekelhuidigen
B
Holtedieren
C
Beide hetzelfde
Slide 18 - Quiz
Het rijk van de dieren verdelen we in 7 stammen. Welk van de volgende groepen is GEEN stam van het dierenrijk?
A
Sponzen
B
Weekdieren
C
Geleedpotigen
D
Insecten
Slide 19 - Quiz
Tot welke groep van de geleedpotigen behoort een pissebed?
A
Duizendpoten
B
Insecten
C
Kreeftachtigen
D
Spinachtigen
Slide 20 - Quiz
Wat valt niet onder de gewervelden?
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Koningsvaren
D
Zoogdieren
Slide 21 - Quiz
Welke groep van de geleedpotigen hoort bij deze omschrijving: Heeft een kop, borststuk en achterlijf en 6 poten
A
Duizendpoten
B
Kreeftachtigen
C
Spinachtigen
D
Insecten
Slide 22 - Quiz
Betekent ordenen indelen in groepen?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Dieren kun je ordenen op hun skelet. Welke groep dieren heeft een inwendig skelet?
A
Wormen
B
Geleedpotigen
C
Stekelhuidigen
D
Neteldieren
Slide 24 - Quiz
Bij welke groep van het dierenrijk/gewervelden horen deze dieren?
A
Amfibieën
B
Vissen
C
Vogels
D
Reptielen
Slide 25 - Quiz
Haaien zijn gewervelde dieren. In de afbeelding zie je een stamboom die de afstamming van verschillende groepen gewervelde dieren weergeeft volgens de evolutietheorie. welke antwoorden zijn goed?
A
Haaien zijn eerder ontstaan dan beenvissen.
B
Beenvissen zijn meer verwant aan haaien dan
aan amfibieën.
C
A en B kloppen allebei
D
A en B kloppen allebei niet
Slide 26 - Quiz
Voor gewervelden geldt:
A
Symmetrisch met skelet
B
Symmetrisch zonder skelet
C
Asymmetrisch met skelet
D
Asymmetrisch zonder skelet
Slide 27 - Quiz
Hoeveel groepen gewervelden zijn er?
A
4
B
5
C
6
D
7
Slide 28 - Quiz
Op basis van welke kenmerken ordenen we het dierenrijk in deze zeven stammen?
A
Leefomgeving en voortplanting
B
Skelet en symmetrie
C
Symmetrie en leefomgeving
D
Skelet en leefomgeving
Slide 29 - Quiz
Om het dierenrijk te ordenen gebruiken we het kenmerk:
A
Cellen
B
Huid
C
Skelet
D
Wervelkolom
Slide 30 - Quiz
In de afbeelding is een hooiwagen getekend. Een hooiwagen is een geleedpotig dier. Tot welke groep van de geleedpotigen behoort een hooiwagen?
A
Tot de veelpotigen
B
Tot de insecten
C
Tot de kreeftachtigen
D
Tot de spinachtigen
Slide 31 - Quiz
Wat is determineren?
A
Het ordenen van soorten met behulp van afbeeldingen.
B
Het op naam brengen van soorten met behulp van afbeeldingen.
C
Het op naam brengen van soorten met behulp van kenmerken.