Fase 3, periode 1 les 4 TEKST 1 en 2

Fase 3
Leesstrategieën
Tekst 1 en 2
3F
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Fase 3
Leesstrategieën
Tekst 1 en 2
3F

Slide 1 - Slide

Leesstrategieën
  • Verkennend lezen
  • Globaal lezen
  • Intensief lezen
  • Zoekend lezen

Slide 2 - Slide

Verkennend lezen
  • Titel
  • Tussenkopjes
  • Afbeeldingen
  • Bron

Slide 3 - Slide

Globaal lezen
  • Inleiding
  • Eerste zin en laatste zin van elke alinea

Slide 4 - Slide

Intensief lezen
  • Hele tekst doorlezen. 
  • Stukken die je niet goed begrijpt? 
Lees de zin ervoor en de zin erna nog eens. 

Slide 5 - Slide

Wat bekijk en lees je het eerst bij een tekst?
(verkennend lezen)
A
titel en inleiding
B
titel, inleiding, tussenkopjes
C
titel, tussenkopjes, afbeeldingen en bron
D
titel en afbeeldingen

Slide 6 - Quiz

Wat bekijk en lees je vervolgens?
(globaal lezen)
A
inleiding en slot
B
de eerste zin van elke alinea
C
inleiding, de eerste alinea en het slot
D
inleiding, eerste zin en laatste zin elke alinea

Slide 7 - Quiz

Wat doe je met intensief lezen?

Slide 8 - Open question

verkennend lezen
globaal lezen
intensief lezen
titel
tussenkopjes
afbeeldingen
bron
inleiding
eerste en laatste zin elke alinea
hele tekst
Begrijp je iets niet? Lees de zin ervoor en erna nog eens.

Slide 9 - Drag question

Zoekend lezen
  • Gebruiksaanwijzingen
  • Handleidingen
  • Algemene voorwaarden 

Grote lappen tekst.
Tijdens een examen: nooit van voor tot achter doorlezen!

Slide 10 - Slide

Zoekend lezen

Slide 11 - Slide

Zoekend lezen
  • Inhoudsopgave? Maak er gebruik van!
  • Tussenkopjes
  • Eerste twee zinnen van een betreffende alinea lezen. 

Slide 12 - Slide

Leesstrategieën
  • Verkennend lezen
  • Globaal lezen
  • Intensief lezen
  • Zoekend lezen

Slide 13 - Slide

Tekst 1 en 2
Lees tekst 1 en maak de vragen. 
Lees daarna tekst 2 en maak de vragen. 

Gebruik de juiste leesstrategie. 

Slide 14 - Slide

Tekst 1
Een coach in je broekzak

11 vragen

Welke strategie gebruik jij?

Slide 15 - Slide

1. Op welke manier leidt de auteur de tekst in?
A
Hij beschrijft een ontwikkeling.
B
Hij brengt een vraagstuk in.
C
Hij schetst de oorzaak van een probleem.

Slide 16 - Quiz

2. Wat doet de auteur in alinea 2?
A
Hij licht toe hoe e-coaches zijn ontwikkeld.
B
Hij noemt mogelijkheden voor het gebruik van e-coaches.
C
Hij noemt nadelen van het gebruik van e-coaches.

Slide 17 - Quiz

3. Welk argument gebruikt de auteur om deze uitspraak te ondersteunen?
Het argument dat computers...
A
... de juiste gegevens kunnen leveren.
B
.... net zoveel invloed hebben als mensen.
C
... sneller je gedrag kunnen beïnvloeden.

Slide 18 - Quiz

4. Wat is het verschil?
Gedragsverandering via de indirecte route...
A
... heeft met emoties te maken, via de directe route niet.
B
... is niet mogelijk door computers, via de direct route wel.
C
... speelt tussen mensen onderling, via de directe route niet.
D
... zal in de toekomst belangrijker worden, via de directe route niet.

Slide 19 - Quiz

5. Bij welke zin uit alinea 5 is dit een voorbeeld?
A
Overtuigen via de indirecte route lijkt voor computers minder makkelijk.
B
Echter, computers kunnen sterk sociale reacties oproepen bij mensen.
C
Kinderen vinden het zielig om relatief simpele robots in een kast op te sluiten.

Slide 20 - Quiz

6. Wat presenteert de auteur hier?
A
een argument
B
een conclusie
C
een feit

Slide 21 - Quiz

7. Wat was de conclusie van dit onderzoek?
Ondanks dat deelnemers evenveel vertrouwen hadden in e-coaching als in menselijke ondersteuning, ...
A
... had e-coaching minder resultaat.
B
... had e-coaching betere resultaten.
C
... verwachtten de deelnemers minder van e-coaching.
D
... verwachten de deelnemers meer van e-coaching.

Slide 22 - Quiz

8. Welke zin vat alinea 7 het best samen?
A
Een goede manier om gedrag...
B
Het is wellicht wenselijk om computers meer...
C
We reageren niet altijd oprecht ...

Slide 23 - Quiz

9. Wat bedoelt de auteur hiermee?
A
Dat de invloed van de technologie steeds meer vragen zal oproepen.
B
Dat er steeds meer kwesties komen waarop men een antwoord wil krijgen.
C
Dat men steeds afhankelijker wordt van de technologie.

Slide 24 - Quiz

10. Wat doet de auteur vooral in alinea 8?
A
Hij doet voorspellingen over de rol van technologie.
B
Hij geeft voorbeelden van de rol van technologie.
C
Hij vat zijn mening over de rol van technologie samen.

Slide 25 - Quiz

11. Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Het bewerkstelligen van gedragsverandering...
A
zal gemakkelijker zijn als van alle mogelijkheden van de ...
B
zal in de toekomst steeds meer door technologie...
C
zal ondanks het gebruik van een e-coach waarschijnlijk...

Slide 26 - Quiz

Tekst 2
Algemene voorwaarden huur boedelbak

5 vragen

Welke strategie is hier het handigst?

Slide 27 - Slide

12. Moet de verhuurder de volledige waarborgsom binnen 2 maanden retourneren?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 28 - Quiz

13. Mag Piet zonder overleg met de verhuurder de boedelbak gebruiken om de keuken bij de koper af te leveren?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 29 - Quiz

14. Mag Simon zijn auto met de boedelbak uitlenen aan zijn broer?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 30 - Quiz

15. Kan de verhuurder van de boedelbak de misgelopen inkomsten van drie weken verhalen op Olaf?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 31 - Quiz

16. Mag de verhuurder de boedelbak weghalen bij Yvonne?
A
ja
B
nee
C
niet te beoordelen op basis van de tekst

Slide 32 - Quiz