Oligopolie: Partijen houden bij prijsstelling rekening met elkaar.
Monopolistische concurrentie: Invloed op prijsstelling door 'heterogene' producten.
Volledige mededinging: Individuele aanbieders hebben geen invloed op de prijs.
Slide 4 - Slide
Onderhandeling
Proces waarbij twee of meer partijen proberen om tot een gezamenlijke overeenkomst te komen.
Afhankelijk van de hoeveelheid aanbieders in een markt.
Slide 5 - Slide
Surplus
Producentensurplus: producenten willen het liefst een zo hoog mogelijke prijs. Maximalisatie tussen de prijs die hij krijgt en hij er minimaal voor wil hebben [MK] (verkoopbereidheid)
Consumentensurplus: consument betaalt het liefst zo min mogelijk. Maximalisatie tussen de prijs die hij betaalt en wat hij ervoor wil betalen (=betalingsbereidheid).
Slide 6 - Slide
Relatiespecifieke investering
Investering als gevolg van een tussen twee partijen afgesloten contract.
Je bent afhankelijk geworden van deze partij. Bijv. nieuwe keuken, huis bouwen.
Beroving: als de partij misbruik maakt van je afhankelijkheid.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Verzonken kosten
Kosten die zijn gemaakt en niet kunnen worden terugverdiend.
Beslissingen nemen zonder dit mee te nemen, maar het speelt wel mee
Slide 9 - Slide
Arbeidsmarkt
Slide 10 - Slide
Vraag naar arbeid
Slide 11 - Slide
Aanbod van arbeid
Slide 12 - Slide
Arbeidsovereenkomst
Individuele arbeidsovereenkomst.
Collectieve arbeidsovereenkomst CAO
Slide 13 - Slide
Arbeidscontract
Welke functie je hebt
Hoeveel uur je werkt
Hoeveel loon je krijgt
Proeftijd
Slide 14 - Slide
Vast of flexibel
Vaste baan
Tijdelijke baan
Flexibele baan
Onbepaalde tijd
Bepaalde tijd
Oproep baan
Uitzend baan
Slide 15 - Slide
Primaire arbeidsvoorwaarden
Secundaire arbeidsvoorwaarden
Slide 16 - Slide
Loonvorming
Aanbod: zijn de mensen die willen werken
Vraag: zijn de bedrijven die personeel zoeken
Van loonvorming is er sprake als vraag en aanbod in evenwicht zijn
Slide 17 - Slide
minimumloon
Slide 18 - Slide
Loonstarheid economische teruggang
Slide 19 - Slide
Gevolgen loonstarheid oplevening economie
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
loonruimte
Er is ruimte voor loonstijgingen wanneer een bedrijf meer geld binnen krijgt:
- prijzen zijn gestegen,
- stijging van de arbeidsproductiviteit en dus een grotere verkoop.
Stel de (reële) arbeidsproductiviteit stijgt met 3% en de prijzen stijgen met 2%.
Wat is dan de loonruimte?
102x103/100=105,06 > loonruimte is 5,06%
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
CAO's
Veel sectoren hebben een CAO
En er zijn vakbonden die met bedrijven onderhandelen
Slide 24 - Slide
Hoe kan je invloed hebben op de CAO?
Vakbond
Een vakbond komt op voor jouw belangen op het gebied van werk en inkomen
Je betaalt hiervoor een maandelijkse/jaarlijkse premie.
De organisatiegraad geeft aan hoeveel % er lid is van een vakbond
Slide 25 - Slide
Gevangendilemma
collectieve dwang
Meeliftersgedrag
Rationeel gedrag
Slide 26 - Slide
De wig
Slide 27 - Slide
Krappe arbeidsmarkt
Krappe arbeidsmarkt (tekort) = meer vraag dan aanbod
hebben werkgevers tekort aan personeel
hebben werkzoekenden een grote kans op een baan
is de kans groot dat de arbeidsomstandigheden verbeteren
Slide 28 - Slide
Ruime arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt (overschot) = meer aanbod dan vraag
werkloosheid hoog
werkzoekenden weinig kans op een baan
kans groot dat arbeidsomstandigheden verslechteren