plus (meer)
moins (minder) + bijvoeglijk naamwoord + que (dan/als)
aussi (even) (in de juiste vorm)
Il est plus grand que son père = hij is groter dan zijn vader
Elle est moins grande que son frèe = zij is minder groot dan haar broer
Ils sont aussi grands que les arbres = Zij zijn even groot als de bomen
Elles sont plus grandes que les garçons = Zij zijn groter dan de jongens