Het bloed stroomt via de nierslagader richting een nefron. Aan het begin komt het een nierkapseltje tegen (kapsel van bowman). Hierin vertakt de slagader zich in een kluwe haarvaten (glomerulus).
Slide 4 - Slide
Filtratie
Bloeddruk glomerulus > osmotische druk
Wand glomerulus bevat kleine gaatjes
Dus: verplaatsing van vloeistof naar kapsel van Bowman = filtratie.
Voorurine = filtraat van glomerulus. Bevat water, opgeloste stoffen. Geen eiwitten, cellen (te groot).
Ongeveer 20% van het volume van het passerende bloed wordt voorurine.
Slide 5 - Slide
BINAS 85A
Alle nefronen samen filteren per dag 1700L bloed
( 300x 5-6L bloed)
Slide 6 - Slide
Bij een ontsteking zit er soms eiwit in de urine. Welk deel van het nefron werkt dan niet goed?
A
De glomerulus
B
Het eerste gekronkelde deel
C
De lis van Henle
D
Het tweede gekronkelde deel
Slide 7 - Quiz
In welk gedeelte van een nefron (niereenheid) vindt de meeste terugresorptie van water uit de voorurine plaats, zodat de hoeveelheid urine beperkt blijft?
A
In de Lis van Henle
B
In het kapsel van Bowman
C
In het nierbuisje
D
In de glomerulus
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Belangrijk: vorm-functie!
Neergaande deel lis van Henle: laat geen zout door, wel water
Opgaande deel lis van Henle: laat geen water door, wel zout
Hierdoor ontstaat er een gradiënt van osmotische waarde in het niermerg
Door osmose wordt water onttrokken uit de voorurine in het neergaande deel van lis van Henle en de verzamelbuis (voorurine komt steeds naast merg dat hogere osmotische waarde heeft --> osmose)
Water wordt weer via het bloed afgevoerd/opgenomen
Slide 10 - Slide
Rol ureum bij de terugresorptie
Ureum kan onderaan de verzamelbuis diffunderen van verzamelbuis, door het merg, naar de stijgende buis Lis van Henle.
Dit draagt bij een een vergroting van de osmotische waarde van het merg (er passeert dus constant ureum door dat merg).
Hierdoor is dus meer terugresorptie van water mogelijk.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Nefron: waardoor gaat het water terug het bloed in?
A
Speciale kanaaltjes pompen het terug naar de bloedvaten.
B
Omdat de osmotische waarde in het bloed hoger is dan in het nierkanaaltje.
C
Omdat de osmotische waarde in het bloed lager is dan in het nierkanaaltje.
D
Omdat de bloeddruk het er uit drukt.
Slide 13 - Quiz
Welk hormoon zorgt ervoor dat er voldoende water wordt teruggenomen door het nefron
A
Aldosteron
B
ADH
C
EPO
D
Vitamine D
Slide 14 - Quiz
Rol van ADH
Bij een osmotische waarde van het bloed boven de norm: productie ADH.
ADH vergroot de activiteit van waterkanaaltjes, aquaporines, in de wand van de verzamelbuis.
Dit geeft meer terugresorptie van water uit de voorurine
Dus meer water terug naar bloed --> verlaging osmotische waarde bloed.