Jullie leren voornamelijk de uitzonderingen deze toets. Denk aan:
- Vorm: de bijv. naamwoorden die eindigen op -ien, -eux, -if.
- Plaats: voor het znw ipv achter: bon, grand, petit, premier, dernier, joli,
jeune, vieux, mauvais, nouveau, long en beau.
Let op! op de toets zal dit niet apart getoetst worden, maar tegelijkertijd. Denk hierbij aan een volgende oefening:
A Écris l'adjectif à la bonne place dans la phrase. Fais attention à la forme de l’adjectif.
1 [1p] (italien) Tu connais Marie-Mai? C’est une ____________ chanteuse ______________.