This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Welkom bij economie
Leg je boek op tafel
Slide 1 - Slide
Dit gaan we vandaag doen
Dit leer je nu
Doen
Terugkijken
Wat gaan we vandaag doen?
Herhalen leerdoelen 1.2
Huiswerk bespreken
Uitleg 1.3 en oefenen
Zelf oefenen
Afronden
Huiswerk
Slide 2 - Slide
Dit weet je al
Doen
Terugkijken
Wat ga je zo doen?
Stap 1. Je gaat zo naar It's Learning
2. Ga naar de map van economie N2(letter)ec-2022/2023
3. Ga naar de stilteopdrachten
4. Log in op de Lessonup met je voor- en achternaam
5. Bekijk de PowerPoints en maak de vragen
Je bent stil
Doen
Dit leer je nu
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Leerdoelen 1.2 Wat wil je kopen?
Wat weet je nog van ...
waardoor behoeften verschillen
het verschil tussen sociale beïnvloeding en commerciële beïnvloeding
de invloed van reclame
hoe je met procenten een getal berekent
wat een doelgroep is (kader).
Slide 4 - Slide
Dit weet je al
Doen
Terugkijken
Wat ga je zo doen?
Stap 1. Je gaat zo naar It's Learning
2. Ga naar de map van economie N2(letter)ec-2022/2023
3. Ga naar de stilteopdrachten
4. Log in op de Lessonup met je voor- en achternaam
5. Bekijk de PowerPoints en maak de vragen
Je bent stil
Doen
Dit leer je nu
timer
10:00
Slide 5 - Slide
Leerdoelen 1.3
Sta je sterk als consument?
Na deze les ...
kun je uitleggen hoe consumentenorganisaties jou als consument kunnen helpen
weet je hoe je een vergelijkend warenonderzoek gebruikt
kun je uitleggen hoe de overheid jou als consument beschermt met wetten
kun je uitleggen wat garantie is
kun je een gemiddelde berekenen
Slide 6 - Slide
Wat ga je dit lesuur leren?
Je kunt uitleggen hoe consumentenorganisaties jou als consument kunnen helpen.
Je weet hoe de overheid jou als consument helpt met regels in de wet.
Dit ga je vandaag leren
Dit leer je nu
Doen
Terugkijken
Je weet wat je hebt aan garantie.
Slide 7 - Slide
Sta je sterk als consument?
Slide 8 - Slide
Consumentenorganisaties
Ze komen op voor de belangen van consumenten. Ze geven advies over producten, zonder winst te willen maken.
Voorbeelden zijn:
Consumentenbond
Anwb
Rover
Kassa
Slide 9 - Slide
Vergelijkend warenonderzoek
Test tussen dezelfde producten, van een verschillend merk.
Vergelijkt kenmerken van het product op: prijs, kwaliteit en gebruiksgemak.
Vergelijkend warenonderzoek:
onafhankelijk onderzoek waarbij gelijksoortige producten van verschillende merken met elkaar worden vergeleken
Slide 10 - Slide
Vergelijkend warenonderzoek
Slide 11 - Slide
Welk koekkie smaakt het lekkerst?
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Deugdelijk product
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd mee gaat.
(het product deugt --> deugdelijk product).
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Garantie
de zekerheid dat een winkelier een product in orde maakt als daarmee binnen een bepaalde tijd iets mis is.
binnen EU: minimaal 2 jaar garantie op elektronische apparaten
let op: niet voor normale slijtage of fouten van jezelf!
Slide 16 - Slide
Een vergelijkend warenonderzoek is een onderzoek naar..
A
VERSCHILLENDE PRODUCTEN
B
DEZELFDE SOORT PRODUCTEN
C
DEZELFDE MERKEN
D
VERSCHILLENDE DIENSTEN
Slide 17 - Quiz
EEN VERGELIJKEND WARENONDERZOEK MAAKT RECLAME VOOR EEN PRODUCT
A
WAAR
B
NIET WAAR
Slide 18 - Quiz
1.. 2... 3.. slepen maar!
Bij welke betekenis hoort het begrip?
Organisaties die opkomen voor de belangen van de consument
Het kopen van goederen of diensten om je behoeften te vervullen.
Een product dat bij normaal gebruik een redelijke tijd meegaat.
Onderzoek waarbij dezelfde producten van verschillende merken met elkaar worden vergeleken. Daarbij wordt onder andere gelet op prijs, kwaliteit en milieugevolgen.
Consumentenorganisaties
Consumeren
Deugdelijk product
Vergelijkend warenonderzoek
Slide 19 - Drag question
Basis:
Lezen: paragraaf 1.3 Sta jij sterk als consument?
Maken: de vragen 36 tot en met 48 & 49 de afsluiting
Kader:
Lezen: paragraaf 1.3 Sta jij sterk als consument?
Maken: de vragen 36 tot en met 48 & 49 de afsluiting Plus 50 en 51
rood = Iedereen is stil
oranje = Je de docent een vraag stellen
groen = Je mag met elkaar fluisterend
overleggen
Zelf aan de slag
Slide 20 - Slide
1. Je gaat aan de slag met de opdrachten van paragraaf 1.1 t/m 1.3
2. Je mag zachtjes overleggen met je buurman of buurvrouw. Vraag eerst degene om hulp die naast je zit.
3. Komen jullie er samen niet uit, steek je vinger op.