Week 45 Nederlands 2M

Nederlands 2M week 45
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 38 slides, with text slides.

Items in this lesson

Nederlands 2M week 45

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat moet je leren voor de toets?
Lezen hoofdstuk 1, bladzijde 12 theorie en opdracht 1, 2 en 4.
Lezen hoofdstuk 2, bladzijde 38 theorie en opdracht 1, 2, 4 en 5.

Woordenschat hoofdstuk 1, bladzijde 24 theorie en opdracht 1, 2, 4 en 5. 
Woordenschat hoofdstuk 2, bladzijde 50 theorie en opdracht 1, 2 en 3. 

Slide 3 - Slide

Nieuwe week & nieuwe taak

Slide 4 - Slide

Afspraken in de les



  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Nieuw Nederlands, een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. 
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons => in je tas!
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 5 - Slide

Huiswerk weektaak 45
  • Geen huiswerk!!
  • We maken de laatste oefeningen in de les deze week.

Slide 6 - Slide

Week 45  - 8 november t/m 
12november 2021
  • Deze week afronden begrijpend lezen hoofdstuk 2 en woordenschat.
  • bziwb - code LessonUp
  • Lezen aan het begin van de les. Rapport 1 en 2: leesniveau 1 en 2. Rapport 3 niveau 2. Een boekenlijst volgt.
  • Opdracht vlogboek volgt.
  • Proefwerk Nederlands: donderdag 11 november het 8e uur. Zie magister.

Slide 7 - Slide

PTD rapportperiode 1 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Tijd
Weging
Herk.

101
SO
Spelling H. 1, H. 2 en H. 3
45 min
1
Nee
102
SO
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 1 en H. 2
45 min
1
Nee
103
PW
Lezen H. 1 en H. 2 en ws H. 1 en H. 2
45 min
3
Nee
1094
SO
Schrijven artikel + fictie boek vlog 
45 min
1
Nee

Slide 8 - Slide

Datum toetsen (zie magister) 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toetsvorm
Leerstof/ doel 
Datum toets
101
SO
Spelling H. 1, H. 2 en H. 3
23 september
102
SO
Grammatica zinsdelen en woordsoorten H. 1 en H. 2
14 oktober
103
PW
Lezen H. 1 en H. 2 en ws H. 1 en H. 2
11 november
1094
SO
Schrijven artikel + fictie boek vlog 

Slide 9 - Slide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. Dat doe je natuurlijk elke dag 

Slide 10 - Slide

Herhaling vorige les
Vorige week zijn we gestart met begrijpend lezen en woordenschat. We hebben gesproken over inleiding, kern en slot. Wie weet wat we nog meer besproken hebben?

Slide 11 - Slide

Leerdoelen
Deze week leer/kun je:

  • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.
  • de betekenis van een onbekend woord in de tekst vinden.
  • de figuurlijke betekenis van een woord herkennen.

Slide 12 - Slide

Uitleg theorie
Op de volgende dia volgt  uitleg.

Slide 13 - Slide

Lezen hoofdstuk 1 (bladzijde 12)
Tekstopbouw en hoofdgedachte. Kernwoorden:

  • Inleiding
  • Middenstuk
  • Deelonderwerpen
  • Tussenkopjes
  • Slot
  • Hoofdgedachte

Slide 14 - Slide

Lezen hoofdstuk 1 (bladzijde 12)

Slide 15 - Slide

Woordenschat H. 1 (pagina 24)
  • Synoniem
  • Omschrijving van een woord
  • Voorbeeld
  • Tegenstelling
  • Bekend woorddeel zoeken

Slide 16 - Slide

Woordenschat H. 1 (pagina 24)

Slide 17 - Slide

Lezen hoofdstuk 2 (bladzijde 38)
Samenvatten. Kernwoorden:

  • Hoofdzaken. De belangrijkste informatie in een tekst. Staat in de inleiding, het slot eerste of laatste zin van de alinea (kernzin). Informatie tussen de eerste en de laatste zin => nadere uitleg en voorbeelden.
  • Bijzaken. Uitleg en voorbeelden.
  • Hoofdgedachte.
  • In een samenvatting gebruik je de belangrijkste zinnen en de hoofdgedachte.

Slide 18 - Slide

Lezen hoofdstuk 2 (bladzijde 38)

Slide 19 - Slide

Woordenschat H. 2 (pagina 50)
In teksten kom je vaak woorden of uitdrukkingen tegen die een figuurlijke betekenis hebben. Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat. Bijvoorbeeld: De radijsjes schoten de grond uit. Bedoeld wordt: De radijsjes groeiden heel snel.

Als je dit soort woorden of uitdrukkingen niet begrijpt, zoek ze dan op in een woordenboek. Zoek bij het (eerste) zelfstandige naamwoord uit de uitdrukking. Vind je zo de betekenis niet, zoek dan op een ander belangrijk woord. Bijvoorbeeld: met de gebakken peren zitten. De betekenis van deze uitdrukking vind je bij peer.I

Slide 20 - Slide

Woordenschat H. 2 (pagina 50)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Woordenschat H. 2 (pagina 50)
Maak in de les.
  • Maak opdracht 1, 2 en 3  op pagina 50/51

Slide 23 - Slide

Opdracht 1 bladzijde 50
Opdracht 1
1 een wolk van een baby een gezonde baby
2 In het heetst van de strijd middenin een ruzie
3 met vlag en wimpel glansrijk
4 een boom van een vent een grote man

Slide 24 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 50
1 verstrikt c gevangen
2 ingewanden a binnenste delen van het lichaam
3 vastberaden h zeker van zichzelf
4 gevaarte d groot ding met soms vreemde vorm
5 barrière g versperring
6 brein e (fig.) slim persoon
7 weerstaan f standhouden (in)
8 installatie b combinatie van technische toestellen
 als een soort soep.


Slide 25 - Slide

Opdracht 3 bladzijde 51
3 Met ‘plastic soep’ wordt bedoeld dat er allemaal plastic afval in de zee drijft.

Slide 26 - Slide

Evaluatie
Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald? 

Weet je nu/kun je nu:

  • onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken.
  • de betekenis van een onbekend woord in de tekst vinden.
  • weet je wat figuurlijk taalgebruik is.

Slide 27 - Slide

Nakijken

Slide 28 - Slide

Huiswerk weektaak 44 - zie bord
Begrijpend lezen hoofdstuk 2
  • Maken opdracht 1 op bladzijde 39
  • Maak opdracht 2 op bladzijde 40
  • Maak opdracht 3 op bladzijde 41
Woordenschat hoofdstuk 1
  • Maak opdracht 4 op bladzijde 26
  • Maak opdracht 5 op bladzijde 27


Slide 29 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 14
1 B groepsapp met de klas
2 de laatste zin, zin vier: ‘Onze leraar legde in een van de eerste lessen uit waarvoor hij de groepsapp wilde gebruiken: voor het huiswerk, voor uitleg van opdrachten en voor extra opdrachten waarmee je een bonuscijfer kon krijgen.’
3 alinea 3, 4 en 5
4 informatie over ouderavonden en lesuitval
5 A Gebruiksregels

8 ‘Een groepsApp (…) kunt verdienen.’
9 Hij heeft in het slot het belangrijkste uit de tekst (de hoofdzaak) kort herhaald. Die hoofdzaak stond ook al in de inleiding.


Slide 30 - Slide

Opdracht 2 bladzijde 14
6 twee voorbeelden over taalfoutjes en over samenvatting van gelezen boek
7 alinea 5
8 ‘Een groepsApp (…) kunt verdienen.’
9 Hij heeft in het slot het belangrijkste uit de tekst (de hoofdzaak) kort herhaald. Die hoofdzaak stond ook al in de inleiding.

Slide 31 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 15
1 Eigen antwoord.
2 C met een zin die de hoofdgedachte van de tekst is
3 B Waarom heeft de gemeente Zwolle een fietsstratenplan gemaakt?
4 De schrijver legt uit wat een fietsstraat is
5 voordelen van fietsstraten

Slide 32 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 15
6 Fietsstraten hebben nog meer voordelen (al. 4) alinea ervoor (al. 3) ook al voordeel; ‘En ten slotte is er nog een belangrijk economisch voordeel.’(al. 5)
7 de fietser is de belangrijkste weggebruiker (met wie andere weggebruikers rekening moeten houden) en die heeft voorrang op andere weggebruikers.
8 Doordat geen aparte fietspaden hoeven te worden aangelegd, bespaart de gemeente ruimte én geld. Die ruimte en dat geld kan de gemeente gebruiken om groen of andere voorzieningen in de wijk te maken.
9 de manier waarop de weg is vormgeven en de speciale regels die gelden in de straat
10 onjuist, er zijn geen officiële borden, ze zijn er op initiatief van de Fietsersbond.
11 De gemeente is al enkele keren genomineerd voor de titel 'Fietsstad van het jaar'

Slide 33 - Slide

Opdracht 4 bladzijde 15.
10 onjuist, er zijn geen officiële borden, ze zijn er op initiatief van de Fietsersbond.
11 De gemeente is al enkele keren genomineerd voor de titel 'Fietsstad van het jaar'


Slide 34 - Slide

Opdracht 2 pagina 25
1 + 2
1 katachtige = dier dat hoort tot de familie van de kat
(voorbeeld: ‘zoals tijgers, leeuwen en cheeta’s’)
2 exclusieve = speciale
(synoniem, al. 2)
3 opgewekt = vrolijk
(woordenboek: vrolijk, opgeruimd)
4 snuit = neus
(synoniem, al. 2)
5 loswrikken = openmaken
(synoniem, al. 2, bekend woorddeel: los-wrikken)
6 bewusteloos = buiten bewustzijn
(bekend woorddeel: bewust-e-loos)

Slide 35 - Slide

Opdracht 2 pagina 25
5 loswrikken = openmaken
(synoniem, al. 2, bekend woorddeel: los-wrikken)
6 bewusteloos = buiten bewustzijn
(bekend woorddeel: bewust-e-loos)
7 ternauwernood = maar net
(omschrijving/synoniem, al. 3)
8 beroerte = zich onwel voelen
(omschrijving, al. 3)
9 ordinair = gewoon
(tegenstelling: ‘bijzondere’, al. 3)

Slide 36 - Slide

Opdracht 2 pagina 25
3 B erop lopen
4 neus / snuit
5 Roy / de goochelaar
6 Het gaat over een slecht afgelopen goocheltruc. Magisch slaat op de goocheltruc. Tragisch slaat op de slechte afloop.


Slide 37 - Slide

Weektaak afgerond!!!

Slide 38 - Slide