This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Zintuigen
Slide 1 - Slide
De zintuigen zitten in je
A
Organen
B
Oren, ogen, tong, neus
C
Oren, ogen, tong, neus, huid
D
In je hersenen
Slide 2 - Quiz
Benoem zoveel mogelijk zintuigen (het zijn er 10)
Slide 3 - Open question
Het verschil tussen zintuigen en prikkels.
Zintuigen
Prikkels
Ogen: Lichtzintuig
Oren: gehoorzintuig
Neus: Reukzintuig
Tong: Smaakzintuig
Huid: warmtezintuig
Muziek luisteren
Appeltaart ruiken
Vuurwerk kijken
Een klap voelen
Snoep proeven
Slide 4 - Drag question
Lagen van de huid
Opperhuid
lederhuid
Onderhuids bindweefsel
Slide 5 - Drag question
In welke laag van de huid vind je de zweetklieren?
A
Opperhuid
B
Lederhuid
C
Onderhuids bindweefsel
D
Kiemlaag
Slide 6 - Quiz
Wat is eelt?
A
De hoornlaag die steeds dikker wordt
B
De kiemlaag die steeds dikker wordt
C
De lederhuid die steeds dikker wordt
Slide 7 - Quiz
In welke eenheid meten we geluidssterkte?
A
Richter
B
Watt
C
Decibel
D
Volt
Slide 8 - Quiz
Wat zit er in het slakkenhuis?
A
De gehoorbeentjes
B
De oorsmeerklieren
C
Zintuigcellen met haartjes
D
De gehoorzenuw
Slide 9 - Quiz
De buis van Eustachius verbindt
A
De trommelholte met het middenoor
B
De oorschelp met de keelholte
C
Het slakkenhuis met de trommelholte
D
De trommelholte met de keelholte
Slide 10 - Quiz
In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan. Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?
A
Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies
B
Gehoorgang – gehoorbeentjes – trommelvlies
C
Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes
D
Trommelvlies – gehoorgang – gehoorbeentjes
Slide 11 - Quiz
Wat is de goede volgorde van de gehoorbeentjes, van buiten naar binnen?
A
Aambeeld - Hamer - Stijgbeugel
B
Stijgbeugel - Aambeeld - Hamer
C
Hamer - Stijgbeugel - Aambeeld
D
Hamer - Aambeeld - Stijgbeugel
Slide 12 - Quiz
Bibi heeft blauwe ogen. Welk onderdeel van de ogen zorgt ervoor dat Bibi blauwe ogen heeft?
A
De iris
B
De pupil
C
Het harde oogvlies
D
Het hoornvlies
Slide 13 - Quiz
De oogspieren zitten vast aan het harde oogvlies
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quiz
Voert traanvocht af
Houdt zweet tegen
Verdeelt vocht over ogen
Produceert traanvocht
Houdt licht en stofdeeltjes tegen
Slide 15 - Drag question
Het oog: zet onderdelen op de juiste plaats
netvlies
Harde oogvlies
oogzenuw
lens
Oogspier
Hoornvlies
Slide 16 - Drag question
Laag met zintuigcellen (staafjes en kegeltjes)
Waar de oogzenuw het oog verlaat
Verandert de lens van vorm zodat je scherp kunt zien
Zorgt ervoor dat er een scherp beeld op je netvlies valt
Doorzichtig deel van het oog
Geeft structuur en vorm aan het oog
Gat wat licht doorlaat
Brengt impulsen naar de hersenen
Stevige buitenste laag van het oog
Bevat spiertjes die de grootte van de pupil regelen
Hoornvlies
Lens
Pupil
iris
straalvormig lichaam met lensbandjes
oogzenuw
netvlies
harde oogvlies
blinde vlek
glasachtig lichaam
Slide 17 - Drag question
Een lichtstraal valt op het oog.
Zet de onderstaande onderdelen van het oog, waar deze lichtstraal achtereenvolgens doorheen gaat, in de juiste volgorde: je kunt ze naar de juiste plaats slepen.
Lens
Hoornvlies
Glasachtig lichaam
Netvlies
pupil
Slide 18 - Drag question
Wat zit er op het netvlies bij de blinde vlek?
A
kegeltjes
B
staafjes
C
kegeltjes en staafjes
D
geen kegeltjes en staafjes
Slide 19 - Quiz
Gele vlek
A
Het deel van het oog waar de oogzenuw het oog verlaat en waarmee men niets kan zien.
B
Gedeelte van het netvlies, waarop voornamelijk kegeltjes zijn geconcentreerd.
C
Het doorzichtige deel van het oog dat tussen de lens en het netvlies ligt.
D
Het grootste deel van de menselijke hersenen, dat bestaat uit de linker- en rechter hersenhelft.