03. 3B H2.2 / 3KT H2.4 (14-10-24)

H2 Geldzaken
B) Paragraaf 2: Inkomen uit bezit
KGT) Paragraaf 4: Risico's van beleggen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,5

This lesson contains 25 slides, with text slides and 4 videos.

Items in this lesson

H2 Geldzaken
B) Paragraaf 2: Inkomen uit bezit
KGT) Paragraaf 4: Risico's van beleggen
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Slide

Vandaag
Hoofdstuk 2 
  • B) Paragraaf 2: Inkomen uit bezit
  • KGT) Paragraaf 4: Risico's van beleggen
Aan de slag
Huiswerk

Slide 2 - Slide


BK
Maken Hoofdstuk 2:
paragraaf 1
+
Rekentrainer
+
Leren Hoofdstuk 2:
paragraaf 1


KGT



Huiswerk 14 oktober

Slide 3 - Slide

Doel
Theorie:
  • Ik kan uitleggen wat inkomsten uit bezit zijn.
  • Ik kan verschillende inkomsten uit bezit benoemen.
  • Ik kan uitleggen hoe een belegging in aandelen geld kan opleveren (of geld kan kosten).
Rekenvaardigheden:
  • Ik kan geld omrekenen naar een andere periode.
            

Slide 4 - Slide

Rekenvaardigheden
Ik let er op dat ik:
  • Een berekening geef
  • De eenheid erbij zet: €
  • Een komma zet ipv een punt
  • 2 cijfers achter de komma zet

Slide 5 - Slide

Doel
Theorie:
  • Ik kan uitleggen wat inkomsten uit bezit zijn.
  • Ik kan verschillende inkomsten uit bezit benoemen.
  • Ik kan uitleggen hoe een belegging in aandelen geld kan opleveren (of geld kan kosten).
Rekenvaardigheden:
  • Ik kan geld omrekenen naar een andere periode.
            

Slide 6 - Slide

inkomensvormen
inkomen uit arbeid (loon, salaris,inkomen in natura)
inkomen uit bezit (rente spaargeld, huurinkomsten)
inkomen uit overdracht (hoef je niks voor te doen, bijv zakgeld, bijstandsuitkering, studiebeurs, huurtoeslag, zorgtoeslag)

Slide 7 - Slide

SPAREN

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Spaargeld:
  • Jij kunt je geld op een spaarrekening zetten bij een bank. 
  • Je kunt je geld ook weer opnemen.
  • Zolang je dat niet doet, krijg je rente van de bank. 
  • Hoe meer geld er op je bank staat, hoe meer rente je krijgt.

Slide 10 - Slide

Woonruimte (huur):
  • Je kunt je huis verhuren aan een ander. 
  • Jij ontvangt dan huur. 
  • Hoe hoger de waarde van je huis,
    hoe hoger de huur. 

Slide 11 - Slide

Grond:
  • Wanneer je veel grond hebt, kun je dit ook verhuren aan een boer. 
  • Dit noemen we pacht
  • De boer betaalt dan pacht aan jou. 
  • Hij kan zijn paarden en koeien dan laten lopen op jouw grond.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Een bedrijf (winst):
  • Wanneer je een eigen bedrijf hebt, wil je natuurlijk winst maken. 
  • Deze winst is ook een vorm van inkomen uit bezit. 
  • Hoe meer winst je maakt, hoe hoger de winstuitkering. 

Slide 14 - Slide

Beleggingen:
Je kunt aandelen kopen bij een bedrijf. 
We kijken eerst naar een filmpje. 

Slide 15 - Slide

Wat is een aandeel?
Door aandelen te kopen, word je een stukje mede-eigenaar.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Beleggingen:
  • Je kunt aandelen kopen bij bijvoorbeeld de KPN. 
  • Stel je koopt ze voor 15 euro. 
  • Wanneer je ze voor 18 euro kunt verkopen, dan maak je winst. 
  • Dit noemen we dividend. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Aandelenkoers
* Prijs van een aandeel noem je de koers van een aandeel
* verkoop je het aandeel voor meer geld, koerswinst
* verkoop je het aandeel voor minder geld, koersverlies

Slide 20 - Slide

Beleggen in obligaties
Obligaties zijn leningen aan bedrijven of de overheid. 
  • Over een belegging in obligaties ontvang je rente.

Rente en aflossing zijn bekend, dus minder risico dan aandeelhouders.

Einde looptijd = lening terug betaald

Slide 21 - Slide

Doel
Theorie:
  • Ik kan uitleggen wat inkomsten uit bezit zijn.
  • Ik kan verschillende inkomsten uit bezit benoemen.
  • Ik kan uitleggen hoe een belegging in aandelen geld kan opleveren (of geld kan kosten).
Rekenvaardigheden:
  • Ik kan rekenen met procenten
            

Slide 22 - Slide


BK
Maken Hoofdstuk 2:
paragraaf 2
+
Rekentrainer
+
Leren Hoofdstuk 2:
paragraaf 2


KGT



Huiswerk 15 oktober

Slide 23 - Slide

Vooruitblik

Slide 24 - Slide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 25 - Slide