Gebruik de werkwoorden en de bijvoeglijk naamwoorden van Ejercicio 1 en 2 ¿Cómo es el/ella? van It's learning
1. Ser (nationaliteit, beroep, persoonlijkheid, karakter)
2. Tener (denk over haar, kleur ogen, leeftijd, lichaamsvorm, etc)
3. Llevar (kleiding, accessoires )