M1 les 33 pv-vt/voltooid deelwoord

Planning
Herhaling werkwoorden:
 - persoonsvorm verleden tijd
- voltooid deelwoord
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Planning
Herhaling werkwoorden:
 - persoonsvorm verleden tijd
- voltooid deelwoord

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd
2 soorten werkwoorden: 
- zwakke werkwoorden
- sterke werkwoorden

Slide 2 - Slide

PV VT (persoonsvorm verleden tijd)
Sterke werkwoorden
Hebben geen regels! Dit moet je weten door te lezen.

Zwakke werkwoorden 
Kijk bij het 't ex-kofschip alleen naar de medeklinkers!

Slide 3 - Slide

Sterke werkwoorden
veranderen van klank: 
- Lopen - liepen
- vallen - vielen
- roepen - riepen

Slide 4 - Slide

Zwakke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
 In de verleden tijd blijft de klank hetzelfde

 Werkwoord zonder –en eindigt op x, t, k, f, s, ch of p          -te(n)
 Werkwoord zonder –en eindigt op andere letter                   -de(n)

 Als de ik-vorm al op een –d of –t eindigt –dde(n) of –tte(n)



Slide 5 - Slide

Spel het werkwoord tussen haakjes:

De buurman (verstappen) zich over het stoepje.
A
verstapde
B
verstapte
C
verstaptte

Slide 6 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

De ontzettende saaie uitstapjes op de basisschool in Rotterdam (kosten) vroeger maar weinig geld.
A
koste
B
kosten
C
kostte
D
kostten

Slide 7 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:
Vorige week (beleven) het zieke jongetje de dag van zijn leven!
A
beleefte
B
beleefde
C
beleevte
D
beleevden

Slide 8 - Quiz

Voltooid deelwoord

Slide 9 - Slide

Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoorden zijn nooit hetzelfde als persoonsvormen.
Geven aan dat iets 'klaar' is, voltooid is.
Er staat bij een voltooid deelwoord altijd een persoonsvorm bij (hebben, zijn of worden)

Bijvoorbeeld: 'Gisteren heb ik mijn knie bezeerd. 
PV = heb ('heb ik gisteren mijn knie bezeerd?')
Voltooid deelwoord = bezeerd 





Slide 10 - Slide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord is dus altijd een werkwoord.

Vaak begint het met: 
-ge (gevallen, gefietst, gewandeld, gereden, gerend)
-be (bezeerd, bevallen, bevroren, besneden, belast) 
-ver (verzwikt, verzaakt, verzoend, vervalst, vergroeid) 
-her (herkend, hervat, heropend, herhaald)
-ont (ontspannen, ontkoppeld, ontraadseld, ontlast) 





Slide 11 - Slide

Benoem het werkwoord tussen haakjes:

Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 12 - Quiz

Benoem het werkwoord tussen haakjes:

Vorige week (hebben) we veel geld opgehaald.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 13 - Quiz

Benoem het werkwoord tussen haakjes:

Vandaag (zijn) mijn pakketje gebracht.
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 14 - Quiz

Benoem het werkwoord tussen haakjes:

Zijn moeder is vorige week (bevallen).
A
persoonsvorm
B
voltooid deelwoord

Slide 15 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Er is deze week weer veel (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 16 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:
Wij hebben al heel wat rare dingen met haar (beleven).
A
beleefd
B
beleeft

Slide 17 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Drie ongevallen hebben tot een verkeerschaos (geleiden).
A
geleit
B
geleidt
C
geleid

Slide 18 - Quiz

Spel het werkwoord tussen haakjes:

Voor dat feest hebben zij zich behoorlijk (uitsloven).
A
uitgesloofd
B
uitgeslooft

Slide 19 - Quiz

Aan het werk!
Maken: les 33 opdr. 1 t/m 6 + 9
Klaar? Numo-taken maken! 

Slide 20 - Slide