3K Duits lidwoord

3K Duits lidwoord
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3K Duits lidwoord

Slide 1 - Slide

Das Programm für Heute

- Herhaling der/die/das  ein/eine & kein/keine
- Uitleg persoonlijke & bezittelijke vnw
- Quizlet Live

Slide 2 - Slide

Doelen

- Ik weet wanneer een woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.

- Ik weet de vertalingen van ein/eine & kein/keine.

-Ik weet wanneer ik ein/eine & kein/keine gebruik.

- Ik weet wat persoonlijke vnw zijn en de Duitse vertalingen hiervan.

Nieuw! - Ik weet wat bezittelijke vnw zijn 

-Ik weet de Duitse vertalingen van de bezittelijke vnw. 


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Bepaalde en onbepaalde lidwoorden

Je hebt twee soorten lidwoorden: bepaalde en onbepaalde lidwoorden.

Bepaalde lidwoorden (de/het) zijn in het Duits: der, die & das
Onbepaalde lidwoorden (een) zijn in het Duits: ein & eine 

Slide 5 - Slide

der die of das?

Slide 6 - Slide

Wat is het verschil tussen de lidwoorden der/die/das? En wanneer gebruik je welke?

Slide 7 - Mind map

herhaling: der, die, das und die

Slide 8 - Slide

timer
1:00
die
der
das
Mann
Zeitung
Kind
Stier
Schule
Mädchen

Buch
Montag
Mannschaft

Slide 9 - Drag question

Wat is het verschil tussen ein en eine?
Wanneer gebruik je welke?

Slide 10 - Mind map

ein, eine, ein

Slide 11 - Slide

ein
eine
keine
Tante
Mannschaft
Junge
Brötchen
Frauen
Menschen

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden

enkelvoud:

ik = ich

jij = du

hij = er

zij = sie

het = es

Slide 14 - Slide

Persoonlijke voornaamwoorden

meervoud:

wij = wir

jullie = ihr

zij = sie

u = Sie

Slide 15 - Slide

ik
A
ich
B
du
C
er
D
es

Slide 16 - Quiz

jullie
A
wir
B
ihr
C
sie
D
Sie

Slide 17 - Quiz

het
A
ich
B
er
C
sie
D
es

Slide 18 - Quiz

sie
A
zij
B
u
C
jullie
D
het

Slide 19 - Quiz

du
A
ik
B
jij
C
hij
D
zij

Slide 20 - Quiz

ich
du
sie
er
es
man
wir
ihr
sie
Sie
IK
U
ZIJ MV.
JULLIE
WIJ
MEN
HET
ZIJ EV.
HIJ
JIJ

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Slide

ik 
mijn
jij
jouw
hij
zijn
zij 
haar
het 
zijn
wij
ons/onze
jullie
jullie
zij
hun
u
uw
ich
mein-
du
dein-
er
sein- 
sie 
ihr-
es
sein-
wir
unser-
ihr
euer-
sie
ihr-
Sie
Ihr-
Bezittelijk
voornaamwoord

Slide 23 - Slide

mijn
jouw
zijn
haar
hun
onze
jullie
uw
mein
unser
ihr (m.v.)
ihr (e.v.)
sein
Ihr
dein
euer

Slide 24 - Drag question

De uitgangen van de bezittelijke voornaamwoorden
  • De bezittelijke voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgang als de woorden ein(e) en kein(e). 

  • Let op het bezittelijk voornaamwoord 'euer' (=jullie)
Ist das euer Vater?
Ist das eure Mutter?

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Quizlet oefenen 
timer
10:00

Slide 27 - Slide