This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Vermogen en energie
Slide 1 - Slide
Vandaag
Basis 4.5 en Kader 4.4
Laatste Theorie, dus volgende les practicum met Elektriciteit.
Slide 2 - Slide
Energie
Elektrische apparaten werken op Elektrische Energie.
Elektrische Energie is de hoeveelheid spanning en stroomsterkte samen.
Slide 3 - Slide
Energie
Een ander word hiervoor is Vermogen!
Vermogen heeft als eenheid Watt!
Hoe hoger het Wattage hoe meer energie het apparaat per seconden gebruikt.
Slide 4 - Slide
Het vermogen van een apparaat
De hoeveelheid elektrische energie die een apparaat per seconde verbruikt
Je laptop verbruikt meer elektrische energie per uur dan je telefoon
Verbruik van energie wordt met een energielabel aangegeven
Slide 5 - Slide
Vermogen berekenen (Kader!)
Ik heb een lampje die brand met 12V en de stroomsterkte is 0,22A
Vermogen = Spanning x Stroomsterkte = 12 x 0,22 = 2,64 W
Slide 6 - Slide
Omrekenen W naar kW
Slide 7 - Slide
Spanning en stroomsterkte!!!!
Het vermogen hangt af van:
De spanning waarop een apparaat werkt
en
De stroomsterkte die door het apparaat loopt.
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Vermogen, tijd en energieverbruik
Als je een mobiele telefoon of een tablet even niet gebruikt, schakelt het apparaat zoveel mogelijk onderdelen uit.
Het beeldscherm gaat bijvoorbeeld al na korte tijd op zwart. Hierdoor daalt het totale vermogen van het apparaat meteen.
Slide 10 - Slide
Vermogen en tijd
Energie bedrijf meet je verbruik in Kilowattuur (kWh)
Energieverbruik = Stand 2 - Stand 1 = .... kWh
Slide 11 - Slide
Voorbeeld kWh
In 2021 was in Januari de meter stand 45032 kWh, in Januari 2022 werd de meterstand opnieuw doorgegeven en toen was hij 47033 kWh. Bereken het Energie verbruik.
Energieverbruik = Stand 2 - Stand 1
Energieverbruik = 47033 - 45032 = 2001 kWh
Slide 12 - Slide
Aan de slag
Basis: Opdracht 1 t/m 17 -> blz 239 t/m 247
Kader: Opdracht 1 t/m 13 -> blz 165 t/m 173
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Video
Reken om: 1 kW = ...
A
10 W
B
100 W
C
1000 W
D
10 000 W
Slide 15 - Quiz
Reken om: 1 W = ...
A
0,1 kW
B
0,01 kW
C
0,001 kW
D
0,0001 kW
Slide 16 - Quiz
Reken om: 32 W = ...
A
3,2 kW
B
0,32 kW
C
0,032 kW
D
0,0032 kW
Slide 17 - Quiz
Reken om: 15 kW = ...
A
15 W
B
150 W
C
1500 W
D
15 000 W
Slide 18 - Quiz
Een LED-lamp van 2 Watt geeft even veel licht als een gloeilamp van 25 Watt. Wat kun je zeggen over het energieverbruik?