Lesson 3.4 Past Simple + Short answers

• Engels
• Middelbare school
• vmbo
• Leerjaar 3

09 December 2024

Monday

Afspraken 

• Steek je hand op als je iets wilt zeggen.
  
• Luister aandachtig en blijf stil.
  
• Werk actief mee.
  
• Schrijf in je schrift, werkboek of op je Chromebook.
  
• Gebruik je pen wanneer nodig het nodig is.
• Praat niet met je klasgenoten en reageer niet op anderen.
  
• Gebruik je Chromebook alleen wanneer het nodig is.
  
• Maak je huiswerk, anders worden je ouders geïnformeerd.

Lesson plan

Unit 3: 

• Vocabulary 3.4
• Phrases 3.4
  
• Grammar
• Homework

My goal - our goals

Aan het einde van deze les..

... heb je geoefend de words Lesson 3.4

... heb je geoefend de phrases Lesson 3.4

... heb je Grammar 3.4 (Past Simple) herhaald

 Unit 3 Words 3.4, page 171

Lesson 3.4

Study Go

Words 3.4, page 171

Lesson 4 Speaaking

Leerdoelen, page 118

• Making new friends, page 120

Listen to the text and find the new words in the text!

edition.thiememeulenhoff.nl

Unit 3 Lesson 4

New Phrases Unit 3:  

Lesson 4.2, page 173

Unit 3 Lesson 4

New Phrases Unit 3:  

Lesson 4.2, page 173

Exc. 43, page 125

Past Simple/Recap

Neem over in je schrift:

Wanneer? 

Als er iets in de verleden tijd gebeurd is. Er staat een bepaling van verleden tijd in de zin.

Hoe?

Regelmatig werkwoord: +(e)d

Onregelmatig werkwoord: rijtje 2, page 174/175

The Past Simple

Past Simple

- Verleden tijd: PAST simple

- Iets wat al is gebeurd en voorbij is:

      "I walked to school this morning."

      "We looked at each other."

- Heeft soms ook een tijdsbepaling, zoals: this morning, yesterday, last week...

                                               Werkwoord + "ED" 

LADY (afkorting van de 4 soorten signaalwoorden)  + W

• Last (last year, last summer)
  
• Ago (a year ago, two days ago)
  
• Date (een datum)
  
• Yesterday
  
• When ..?

LADY stands for...

• Last
• Ago
• Date
• Yesterday

Onregelmatige werkwoorden

- Onregelmatige werkwoorden: uit je hoofd leren

Pagina 174-175 in je boek staat een lijst met onregematige werkwoorden!!!

Voorbeelden:

To buy - bought - bought

To wear - wore - worn

To begin - began - begun

To sing - sang - sung

Let's practise

Do:

Exc. 35 t/m 39 + 40/42,

page 119/121 + 122/124

Reflection

8. Afsluiting

De docent controleert in de slotfase van de les of de leerdoelen door alle leerlingen behaald zijn en plaatst de les in de context van de betreffende Unit. De docent evalueert samen met de leerlingen het leren en het gedrag op basis van het Learner Profile en de ATL-skills. Dit wordt vastgelegd in Toddle. Samen blikken docent en leerlingen vooruit aan de hand van de JdW-planner.

Tuesday, December 10

Unit 3 

Leren: Words/Phrases Lesson 1+2+4, page 170/171

Maken:

Exc. 35 t/m 39 + 40/42,

page 119/121 + 122/124

Lesson plan

Unit 3: 

• Vocabulary 3.4
• Phrases 3.4
  
• Grammar
• PractiseMore 3.4
• Homework

My goal - our goals

Aan het einde van deze les..

... heb je geoefend de words Lesson 3.4

... heb je geoefend de phrases Lesson 3.4

... weet je hoe je  Short Answers moet gebruiken

 Unit 3 Words 3.4, page 171

Lesson 3.4

Study Go

Words 3.4, page 171

Unit 3 Lesson 4

New Phrases Unit 3:  

Lesson 4.2, page 173

Exc. 43, page 125

Exc. 43, page 125

Short Answers 

What short answers do you know in English?

Short Answers 

Short answers

 'Can you do it?' -  'Yes, we can!'

Een voorbeeld van een vraag met daarop een short answer.

De Engelsen zijn graag heel beleefd en daarom antwoorden zij niet met alleen maar 'Yes' of 'No'. 

Ze maken er altijd een klein zinnetje van. 

Hoe maak je een short answer?

Je herhaalt het EERSTE werkwoord uit de vraag. 

In bevestigende zinnen kun je dit woord gewoon overnemen.

Voorbeelden:

Do you know her? Yes, I do.

Can she help you? Yes, she can. 

Is she famous? Yes, she is. 

Ontkennende short answers (1)

In ontkennende short answers zet je nog 'not' achter het werkwoord of de verkorte vorm n't

Voorbeelden:

Do you like coriander? No, I don't.

Are they a couple? No, they aren't.

Can he speak Chinese? No, he can't.

Maar let op:              page 125

Als het onderwerp in de zin 'you' is dan gebruik je in de short answer 'I' of 'we'. Dit is omdat het een vraag is aan jou of jullie. 

Voorbeeld:

Do you smoke? No, I don't.

Are you in love? Yes, I am.

Can we help you? No, you can't 

Do you want to leave? Yes, we do. 

page 168

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Can you help me?

1. No, you can't.
2. No, I can't.

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Is he a teacher?

1. Yes, he is.
2. Yes, he are.

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Are you guys friends?

1. Yes, you are.
2. Yes, we are.
3. Yes
4. Yes, I am

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Do you want a cup of coffee?

1. No, I want not
2. No, I don't
3. No, you don't
4. No, you want not

Wat is het juiste antwoord op de vraag:

Are you happy?

1. Yes, we are.
2. Yes, you are.

What short answers do you know in English?

Let's practise

Unit 3 Relationships

Maken:

Unit 3 - Lesson 4 - Speaking - Exc.  41, page 123

ChromeBook - Unit 3 - Lesson 4 - Speaking - + PractiseMore

What did you learn today ?

Friday, December 13

Unit 3 

Leren: Words/Phrases Lesson 1+2+4, page 170/171

Maken:

Unit 3 - Lesson 4 - Speaking - Exc. 41, page 123

+ ChromeBook - Unit 3 - Lesson 4 - Speaking - + PractiseMore