4B Lezen - H1 Indeling van een tekst

Lezen
Hoofdstuk 1
Je leert over de indeling van een tekst.


Open je boek op bladzijde 12
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lezen
Hoofdstuk 1
Je leert over de indeling van een tekst.


Open je boek op bladzijde 12

Slide 1 - Slide

Planning
  • Herhaling indeling van een tekst
  • Opdracht 1 t/m 4 maken en bespreken
  • Gezamenlijk afsluiten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Inleiding
In de inleiding van een tekst wordt bijna altijd het onderwerp genoemd.
Daarnaast wordt bijvoorbeeld:
  • de aanleiding voor het schrijven van de tekst genoemd.
  • een voorbeeld bij het onderwerp gegeven.
  • een leuk, kort verhaaltje (anekdote) verteld.
  • een belangrijke vraag gesteld.
  • een mening (standpunt) gegeven.
  • een samenvatting van de hele tekst gegeven.
  • iets verteld over de opbouw van de tekst.







Slide 4 - Slide

Middenstuk of kern
In het middenstuk van een tekst worden verschillende zaken behandeld die met het onderwerp te maken hebben. Dat zijn de deelonderwerpen.







Slide 5 - Slide

Slot
In het slot van een tekst wordt bijvoorbeeld: 
  • de hoofdgedachte van de tekst genoemd.
  • een advies gegeven.
  • een conclusie getrokken.
  • een korte samenvatting van de tekst gegeven.
  • een toekomstverwachting genoemd: iets wat waarschijnlijk nog gaat gebeuren.
  • een vraag uit de inleiding beantwoord.
  • nieuwe informatie of een nieuw argument ingebracht.






Slide 6 - Slide

Aan de slag

Maak nu opdracht 1 t/m 4 (p. 13 t/m 16)

Slide 7 - Slide

Controleren
Lees de tekst op de volgende slide.
Wat is de functie van de inleiding?
Heeft deze tekst een duidelijk slot?

Slide 8 - Slide

Aanklagers in Hannover zijn een onderzoek begonnen naar zeventien Duitse politieagenten. De agenten worden verdacht van corruptie omdat ze gratis curryworsten aannamen.

De agenten zouden in een tijdsbestek van tien maanden voor maximaal 2.000 euro aan curryworsten hebben gegeten, zonder te betalen voor het typisch Duitse gerecht.
Duitse politieagenten verdacht van corruptie na eten gratis curryworst
De aanklagers vermoeden dat een instructeur van een trainingscursus hen voor de etentjes uitnodigde en de rekeningen betaalde. Mogelijk hoopte hij op goede beoordelingen van de cursisten. "Dat zou het geval kunnen zijn, dus zijn we verplicht het te onderzoeken", stellen de aanklagers.

Omdat tijdens de etentjes "vooral curryworsten" zouden zijn gegeten, spreken Duitse media van de "curryworstzaak" en "curryworstcorruptie".
Bron: https://www.nu.nl/opmerkelijk/6298852/duitse-politieagenten-verdacht-van-corruptie-na-eten-gratis-curryworst.html

Slide 9 - Slide

Planning
  • Terugblik vorige les
  • Opdracht 1 t/m 4 bespreken
  • Opdracht 5 maken en bespreken
  • Gezamenlijk afsluiten

Slide 10 - Slide



Hoe wordt de tekst in de eerste alinea ingeleid? De tekst wordt ingeleid door
Opdr. 3 (p. 14)
A
De mening van een deskundige te beschrijven.
B
De opbouw van de tekst te beschrijven.
C
Een korte samenvatting van de hele tekst te geven.
D
Een pakkend voorbeeld bij het onderwerp van de tekst te geven.

Slide 11 - Quiz

 2.Welke drie woorden/woordgroepen uit tekst 5 passen het best 
bij het uiterlijk van de stier op de afbeelding?
gigantische omvang (al.1)     kolos (al.2)
vleesverwerkers (al. 3)          uittorent boven (al. 3)
slachterij (al. 4)                     Guiness Book of Records (al. 5)


Opdr. 3 (p. 14)

Slide 12 - Slide

 2.Welke drie woorden/woordgroepen uit tekst 5 passen het best 
bij het uiterlijk van de stier op de afbeelding?
gigantische omvang (al.1)     kolos (al.2)
vleesverwerkers (al. 3)          uittorent boven (al. 3)
slachterij (al. 4)                     Guiness Book of Records (al. 5)


Opdr. 3 (p. 14)

Slide 13 - Slide

3.Het middenstuk van de tekst bestaat uit alinea 
  • Het middenstuk van de tekst bestaat uit alinea 2 en 3 en 4.
  • alinea 3 de reden dat Knickers nog leeft
  • alinea 4 de reden dat Knickers zo groot is
  • alinea 2 de reden dat Knickers beroemd is

Opdr. 3 (p. 14)

Slide 14 - Slide



4. Knickers is wel / niet de allergrootste stier ter wereld.
Opdr. 3 (p. 14)
A
wel
B
niet

Slide 15 - Quiz



5. In de laatste alinea geeft de schrijver:
Opdr. 3 (p. 14)
A
een samenvattende conclusie
B
een toekomst verwachting
C
een waarschuwing
D
nieuwe informatie

Slide 16 - Quiz



6. De hoofdgedachte van tekst 5 staat in
Opdr. 3 (p. 14)
A
de inleiding
B
het middenstuk
C
het slot

Slide 17 - Quiz

Opdracht 4
Lees tekst 6

Helen Vreeswijk: 
schrijvende politievrouw

Slide 18 - Slide



1. Wat is het onderwerp van tekst 6?
Opdr. 4 (p. 15/16)
A
de boeken van Helen Vreeswijk
B
de schrijfster Helen Vreeswijk
C
Helen Vreeswijks werk bij de politie

Slide 19 - Quiz



3. Op de vraag ‘Over wat voor zaken schrijf je het liefst?’ geeft Helen Vreeswijk nogal uitgebreid antwoord.
Hoe kun je haar antwoord het best samenvatten?
Opdr. 4 (p. 15/16)
A
zaken die met internet te maken hebben
B
zaken die niet door de politie zijn opgelost
C
zaken waarin jongeren dader of slachtoffer zijn

Slide 20 - Quiz

3.Over welke twee dingen schrijft Helen Vreeswijk niet?
1 de speciale opsporingstechnieken (die de politie gebruikt)
2 zaken die nog niet zijn afgerond

Opdr.4 (p. 15/16)

Slide 21 - Slide



4. In alinea 3 staat: ‘Je wilt een crimineel niet slimmer maken dan hij is!’ Daarom wil Helen Vreeswijk
Opdr. 4 (p. 15/16)
A
de basistechnieken van politieonderzoek niet beschrijven
B
geen informatie geven waar criminelen iets aan hebben

Slide 22 - Quiz

5.Op welk boek kreeg Helen Vreeswijk 
de meeste reacties?
  • ‘De meeste reacties kwamen denk ik wel op Loverboys.' (eerste zin van al. 4)
Opdr.4 (p. 15/16)

Slide 23 - Slide

5.Wordt het onderwerp van dat boek in de titel 
van het boek genoemd?
  • ja
Opdr.4 (p. 15/16)

Slide 24 - Slide



6. In alinea 2 en 5 heeft Helen Vreeswijk het over een ‘eyeopener’.
Opdr. 4 (p. 15/16)
A
een doorbraak in een politieonderzoek
B
iets waardoor je opeens iets begrijpt

Slide 25 - Quiz

Opdracht 5
Lees tekst 7

In het hoofd van de dader


Bladzijde 18

Slide 26 - Slide



1. Wat is de bedoeling van de eerste, vetgedrukte alinea? In de eerste alinea wordt
Opdr. 5 (p. 17/18)
A
de aanleiding voor het schrijven van de tekst genoemd
B
de opbouw van de rest van de tekst uitgelegd
C
een belangrijke vraag gesteld
D
een kort verhaaltje verteld

Slide 27 - Quiz

2.Vul in je eigen woorden in wat een ‘profiler’ (al. 2) is.
  • Een profiler is iemand die de politie informatie geeft over wat voor soort dader ze zoeken.
Opdr.5 (p. 17/18)

Slide 28 - Slide

3.Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
[3] Profilers verzamelen zoveel mogelijk informatie om erachter te komen wat er precies is gebeurd. Ze besteden veel aandacht aan de manier waarop een misdaad is gepleegd. Bij moord kun je dan denken aan het moordwapen en hoe het lijk is achtergelaten. Deze dingen worden samen de ‘modus operandi’ of methode genoemd: de manier waarop de dader te werk gaat. Op basis van de methode kan vaak al een deel van het daderprofiel worden ingevuld.

[4] Moderne profilers in Amerika maken bovendien gebruik van databases waarin informatie over oude misdaden is opgeslagen. Dat werkt als volgt. Stel dat een moordenaar zijn slachtoffer heeft vermoord met een schroevendraaier. Dan gaat de profiler in de politiedatabase op zoek naar oude zaken van veroordeelde criminelen die ook een schroevendraaier gebruikten. Als uit de oude zaken blijkt dat 90% van deze schroevendraaiercriminelen mannen van 30 tot 40 jaar zijn die nog bij hun moeder wonen, dan is de kans groot dat de dader uit dit voorbeeld diezelfde eigenschappen heeft. Een profiler doet dus aan kansberekening: hij berekent hoe groot de kans is dat de dader bepaalde eigenschappen heeft. Daarmee kan de rest van het daderprofiel worden ingevuld.
Opdr.5 (p. 17/18)

Slide 29 - Slide



3. Wat is het verband tussen alinea 3 en 4?
Opdr. 5 (p. 17/18)
A
alinea 3 en 4 vormen een opsomming
B
alinea 3 en 4 vormen een tegenstelling
C
in alinea 4 staan voorbeelden bij wat er in alinea 3 gezegd wordt
D
in alinea 4 staat een herhaling van de informatie uit alinea 3

Slide 30 - Quiz



4. Een ‘daderprofiel’ is
Opdr. 5 (p. 17/18)
A
de kans dat een dader gepakt wordt.
B
de manier waarop een dader te werk gaat.
C
een omschrijving van de dader.

Slide 31 - Quiz



5. Wat is de belangrijkste bedoeling van de laatste alinea?
Opdr. 5 (p. 17/18)
A
een samenvatting geven.
B
een toekomstverwachting geven
C
een waarschuwing geven
D
nieuwe informatie geven

Slide 32 - Quiz

6.Vul in. Kies uit: artikel - informatie - interview 
- onderwerp - soort.
Tekst 6 en 7 lijken wel een beetje op elkaar. Een overeenkomst is dat ze beide over hetzelfde ... gaan, namelijk politiewerk. Het zijn bovendien allebei teksten die als doel hebben om ... te geven. Er is ook een verschil tussen beide teksten: tekst 6 is een ander ... tekst dan tekst 7. Tekst 6 is een ... en tekst 7 is een ... .
Opdr.5 (p. 17/18)

Slide 33 - Slide

6.Vul in. Kies uit: artikel - informatie - interview 
- onderwerp - soort.
Tekst 6 en 7 lijken wel een beetje op elkaar. Een overeenkomst is dat ze beide over hetzelfde onderwerp gaan, namelijk politiewerk. Het zijn bovendien allebei teksten die als doel hebben om informatie te geven. Er is ook een verschil tussen beide teksten: tekst 6 is een ander soort tekst dan tekst 7. Tekst 6 is een interview en tekst 7 is een artikel .
Opdr.5 (p. 17/18)

Slide 34 - Slide