29 november 22 pv, gez en ow. En gez met te

Doel van de les
  • Persoonsvorm (pv) =
  • Gezegde (gez) =
  • Onderwerp (ow) =
  • Lijdend voorwerp (lv) =
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Doel van de les
  • Persoonsvorm (pv) =
  • Gezegde (gez) =
  • Onderwerp (ow) =
  • Lijdend voorwerp (lv) =

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
ow - pv - gez
B
pv - gez - ow
C
ow - gez - pv
D
pv - ow - gez

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Dat heb je mooi gemaakt!
heb =
A
pv
B
ow
C
gez

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Wietske geeft Willem een klap.
Wietske =
A
pv
B
ow
C
gez

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Lotte geeft Hendrik een roos.
Lotte =
A
pv
B
ow
C
gez

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

En nu de pv, gez en ow
pv =
gez =
ow =
Hoe kan ik deze in een zin vinden ?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

PV + OW
Vind in de zin:
  • pv = vraagzin / tijdproef
  • gez = pv + alle andere ww
  • ow = wie(/wat) + gez

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

De scheidsrechter gaf een rode kaart.
pv =
gez = pv + andere werkwoorden 

ow =

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

PV + GEZ + OW
Dit gaat helemaal lukken!
  • pv = gaat
  • gez = gaat lukken
  • ow = dit

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Hoe zat het ook al weer?
pv (gez)= werkwoord, bepaalt de tijd van de zin 
ow = wie (of wat) + gez

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Kunnen jullie dat probleem zelf oplossen?
kunnen =
A
pv
B
ow
C
gez

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

De dokter heeft de patiënt grondig onderzocht.
heeft onderzocht =
A
pv
B
ow
C
gez

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Ik zal jou vanavond ophalen.

'zal' = ...
A
gez
B
ow
C
pv
D
lv

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Ik zal jou vanavond ophalen.

'zal ophalen' =
A
gez
B
ow
C
pv
D
lv

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Ik zal jou vanavond ophalen.

'ik' = ...
A
gez
B
ow
C
pv
D
lv

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

GEZ met te
Ik heb veel te vertellen. 
gez = heb te vertellen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Grammatica
Werkwoordelijk gezegde met te
- Te + heel werkwoord hoort bij het gezegde (gez) 

Dus:

Mijn vader zit de krant te lezen
gez = zit te lezen

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

zinsontleding: WWG met te
Je weet dat het gez uit alle werkwoorden van een zin bestaat. Soms staat voor het hele werkwoord het woord te. Dan geldt:
persoonsvorm + te + hele werkwoord = gez
 Aukje zit de hele tijd te lachen.
gez = zit te lachen 

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Kunnen
Je weet dat je zinnen altijd in een vaste volgorde moet ontleden.

Je weet wat het gez is.

Je kunt uitleggen wat een splitsbaar werkwoord is.

Je kunt het gez met te benoemen (K/TL)
Je kunt de volgende zinsdelen benoemen:
- pv
- gez (incl. splitbaar en met te)
- ow


Weten

Slide 19 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Grammatica Lijdend voorwerp

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Grammatica Lijdend voorwerp

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk voor deze week
Zie Peppels

Slide 22 - Slide

This item has no instructions