What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
GY2C 08-09
GY2C - Woche 36- Stunde 2
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
GY2C - Woche 36- Stunde 2
Slide 1 - Slide
Was machen wir heute?
Terugblik toetsen periode 1
Grammatik Kapitel 1
- Het persoonlijk voornaamwoord
- Zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd + werkwoordenlijst
Weektaak
Slide 2 - Slide
Regeln in der Klasse
Je bent altijd op tijd aanwezig in mijn lessen.
We behandelen elkaar met respect (docent-leerling) (leerling-leerling).
Als ik of een medeleerling praat ben jij stil.
Telefoon in telefoontas (Handyhotel)
Spullen in orde: boek + Ipad+ pen en schrift!
Naar de wc? Vragen.
Je blijft zitten totdat de volgende les begint.
Slide 3 - Slide
Na Klar Grammatik B Seite 12
Het persoonlijk voornaamwoord in de eerste naamval (Das Personalpronomen im Nominativ)
-
Eerste naamval = onderwerp (wie/wat+gezegde)
- Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een mens, een dier of een voorwerp
Slide 4 - Slide
Na Klar Grammatik B Seite 12
This video is no longer available
Welke video was dit?
Slide 5 - Slide
Na Klar Grammatik A Seite 11
Zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd (Das Präsens der schwachen Verben)
- Zwak werkwoord: De klinker in de stam blijft in de tegenwoordige tijd en verleden tijd hetzelfde (bijv. spelen)
- Bij een sterk werkwoord verandert de klinker wel (bijv. lopen)
Slide 6 - Slide
Na Klar Grammatik A Seite 11
This video is no longer available
Welke video was dit?
Slide 7 - Slide
Grammatik A werkwoordenlijst
Neem de werkwoorden over in je schrift.
Deze leer je voor het SO
Slide 8 - Slide
Na Klar
Kapitel = hoofdstuk
Lektion = les/paragraaf
Je werkt in je boek.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Zwakke werkwoorden
in
tegenwoordige tijd
Slide 11 - Slide
Der Stamm von "wohnen" lautet:
A
woh
B
wohn
C
wohne
Slide 12 - Quiz
de stam van het werkwoord
Bijna alle ww in het Duits
eindigen op -en.
Als je -en eraf haalt
hou jij de stam over:
b.v. wohn
en
, stam is dan wohn-
mach
en
, stam is dan mach-
Slide 13 - Slide
zwakke Werkwoorden tegenwoordige tijd
zwakke ww
(lachen)
ich
lach-
e
du
lach-
st
er/sie/es
lach-
t
wir
lach-
en
ihr
lach -
t
sie/Sie
lach -
en
volt. deelwoord
ge
- lach -
t
Slide 14 - Slide
Regel: feesttenten
Slide 15 - Slide
Wat is de stam van een zwak werkwoord in het Duits?
timer
0:10
A
ik-vorm
B
hele werkwoord
C
hele werkwoord -(e)n
D
hij-vorm
Slide 16 - Quiz
lachen
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
lache
lacht
lachst
lachen
lacht
lachen
Slide 17 - Drag question
Meine Mutter (spielen)... Klavier.
A
spielst
B
spielen
C
spielt
D
spiele
Slide 18 - Quiz
Ich wohne in Dordrecht und wo (wohnen) du?
A
wohnt
B
wohnst
C
wohnest
D
wonst
Slide 19 - Quiz
Werkwoorden met stam op s/ss/ß/z
reisen
küssen
tanzen
ich
reis -
e
küss -
e
tanz -
e
du
reis -
t
küss -
t
tanz -
t
er/sie/es
reis -
t
küss -
t
tanz -
t
wir
reis -
en
küss -
en
tanz -
en
ihr
reis -
t
küss -
t
tanz-
t
sie/Sie
reis -
en
küss -
en
tanz-
en
!!!
ge
- reis -
t
ge
- küss -
t
ge
- tanz -
t
Slide 20 - Slide
Werkwoorden met stam op s/ss/ß/z
reisen
küssen
tanzen
ich
reis -
e
küss -
e
tanz -
e
du
reis -
t
küss -
t
tanz -
t
er/sie/es
reis -
t
küss -
t
tanz -
t
wir
reis -
en
küss -
en
tanz -
en
ihr
reis -
t
küss -
t
tanz-
t
sie/Sie
reis -
en
küss -
en
tanz-
en
!!!
ge
- reis -
t
ge
- küss -
t
ge
- tanz -
t
Slide 21 - Slide
tanzen (dansen) - du ________
A
tanzst
B
tanst
C
tanzt
D
tanzest
Slide 22 - Quiz
Warum (reißen=scheuren) du die Seiten aus dem Buch?
A
reißt
B
reißst
C
reist
D
reißest
Slide 23 - Quiz
Was (machen)... du am Wochenende?
A
mache
B
macht
C
machst
D
machen
Slide 24 - Quiz
Peppels+ Prüfungen
Les op donderdag 8e uur en vrijdag 6e uur
Woche 38 = Am Donnerstag 21. September = 8. Stunde
SO Kapitel 1 (Zie Peppels) weging 2x
Woche 41= am Donnerstag 12. Oktober = 8. Stunde
Pw Kapitel 1 (Zie Peppels) weging 3x
Woche 44= Projectweek
Slide 25 - Slide
Eszett ß
In het Nederlands vaak Ringel-s genoemd
ß staat eigenlijk voor een dubbele "ss" en wordt dus ook als een "s" uitgesproken
Voorbeelden:
Der Fuß = de voet
Die Straße= de straat
Slide 26 - Slide
Weektaak week 36
maken: Lektion 1= 1+2 en 6 t/m 12
leren: Seite 49 Lernbox Lektion 1+ Redemittel jezelf voorstellen in het Duits
Slide 27 - Slide
Rückblick und Vorausblick
Was haben wir gemacht?
Gibt es noch Fragen?
Slide 28 - Slide
More lessons like this
O.t.t. van zwakke werkwoorden
September 2023
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
GY2C 07-09
September 2023
- Lesson with
15 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
O.t.t. van zwakke ww en der die das
September 2023
- Lesson with
32 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
H2b 15.11. K3 B + C
November 2022
- Lesson with
43 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
G2b 6.12. K3 A, B, C
December 2022
- Lesson with
27 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
G2b 29.11. K2 E H I
November 2022
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
V4 12.1. zw ww, K3 Lied + lesen
January 2023
- Lesson with
46 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Kapitel 1 - Lektion 1
August 2020
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1