Klas 4H - §5.1 - Zoutformules en namen - LHE

Hoofdstuk 5: Zouten
1 / 52
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 52 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5: Zouten

Slide 1 - Slide

Hoofdstuk 5: Zouten
5.1   Zoutformules en namen
5.2  Zouten in water
5.3  Zouthydraten
5.4  Reacties tussen ionen (neerslagen)

Formatieve toets ionen
Praktische opdracht Zouten (10% SE, nieuw) 
RTTI H5 + H6 (toetsweek)

Slide 2 - Slide

5.1: Zoutformules en namen

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 5.1 Zoutformules en namen
  • Ik kan uitleggen hoe zouten gevormd worden

  • Ik kan uitleggen dat zouten uit ionen bestaan.

  • Ik kan de naam opnoemen van ionen met bijbehorende formule

  • Ik kan de naam en formule van een zout opstellen aan de hand van de ionen







Slide 4 - Slide

Herhaling: ionen
Wat was ook alweer een ion?




Een natrium atoom:

Na
Een natrium ion:

Na+

Slide 5 - Slide

Herhaling: zouten maken
Je kunt dit begrijpen met het atoommodel van Bohr

Stel: het zout magnesiumsulfide maken (MgS)

Dan moet ik dus een magnesiumatoom (metaal) en een zwavelatoom (niet-metaal) laten reageren

oefening. Zoek in BINAS: elektronenconfiguraties van Mg en S


Slide 6 - Slide

Herhaling: ionen






  • Metalen vormen positieve ionen
  • Niet-metalen vormen negatieve ionen

Slide 7 - Slide

5.2: Zouten in water

Slide 8 - Slide

Leerdoelen 5.2 Zouten en water
  • Ik kan uitleggen wat er op microniveau gebeurt wanneer een zout in water oplost.

  • Ik kan opzoeken welke zouten wel en niet oplosbaar zijn in water.

  • Ik kan een een oplosvergelijking en indampvergelijking opstellen.

  • Ik kan de reactie tussen metaaloxides en water opstellen.








Slide 9 - Slide

Zouten in water: filmpje

Slide 10 - Slide

Zouten in water
Het ionrooster wordt 'kapot gemaakt' door het water.

oplossen: bij oplossen van een zout laten de ionen van het rooster los,
en worden ze omringd door watermoleculen (hydratatie)

Slide 11 - Slide

Zouten in water
(aq): gehydrateerd / opgelost in water.
Ionen hebben de fase (aq)

Slide 12 - Slide

Oplosvergelijking
Wanneer je natriumchloride oplost in water, ontstaan opgeloste Na+ en Cl- ionen





Je geeft dit proces weer in een oplosvergelijking: voorbeeld 1

Slide 13 - Slide

Oplosvergelijking
oplosvergelijking: vergelijking waarin je het oplossen weergeeft. Links staat het zout (s), en rechts de ionen (aq)

Slide 14 - Slide

Oplosvergelijking - voorbeelden
Voorbeeld 2: Oplosvergelijking van natriumhydroxide: NaOH

Voorbeeld 3: Oplosvergelijking van bariumchloride: BaCl2

Voorbeeld 4: Oplosvergelijking van calciumhydroxide: Ca(OH)2

Slide 15 - Slide

Oplosvergelijking - oefening
Stel bij de volgende zouten de oplosvergelijking op, inclusief fases

1. zilvernitraat AgNO3
2. ijzer(III)chloride FeCl3
3. kopercarbonaat CuCO3
4. ammoniumsulfaat (NH4)2SO4
5. calciumfosfaat (stel eerst de formule op!!)
timer
15:00

Slide 16 - Slide

Moleculaire stoffen oplossen
Een moleculaire stof kan niet splitsen in ionen.
(Dan wordt de oplosvergelijking heel saai).
Voorbeeld glucose oplossen:
C6H12O6 (s) --> C6H12O6 (aq)

Slide 17 - Slide

Huiswerk 5.2
20
23 t/m 26


Slide 18 - Slide

Indampvergelijking
Bij het indampen, verdamp je het water weer weg. Daardoor komen de ionen weer uit oplossing en krijg je een zout.
indampvergelijking: vergelijking waarin je het indampen van een zoutoplossing weergeeft. Is precies andersom als de oplosvergelijking

Slide 19 - Slide

Indampvergelijking
Voorbeeld: indampen van een natriumhydroxide oplossing


Slide 20 - Slide

Oplosbaarheidstabel
Binas 45A

Letters: g / m / s / r

Slide 21 - Slide

Metaaloxiden en water
Bij Na+ / K+ / Ca2+ / Ba2+ en O2- staat de letter:     r    (reageert)

Je zou denken dat bij het oplossen van Na2O er gewoon Na+ en O2- ionen ontstaan.

O2- ionen zijn instabiel en reageren met water.

Slide 22 - Slide

Metaaloxiden en water - voorbeeld
Voorbeeld: oplossen van natriumoxide in water






Slide 23 - Slide

Metaaloxiden en water - voorbeeld
Voorbeeld: oplossen van natriumoxide in water


Na2O + H2O --> 2 Na+ + 2 OH-

Er ontstaat zo een oplossing van een hydroxide. In dit geval krijg je 'natronloog'. Zie boek tabel 5.16 en BINAS 65A. Kan op de toets komen!



Slide 24 - Slide

Huiswerk 5.2
20
23 t/m 26
28 t/m 32

Slide 25 - Slide

Oefening: zouten maken (rekenen)
Men gaat het zout calciumoxide (CaO) maken door de reactie tussen calcium en zuurstof.

a. Stel de reactievergelijking op
b. Men reageert 50 gram calcium met 50 gram zuurstof. Bereken hoeveel gram calciumoxide er maximaal gevormd kan worden. (Bepaal eerst welke stof in ondermaat is)
c. Hoeveel gram van de overmaat blijft er over na de reactie?


timer
15:00

Slide 26 - Slide

Oefening: zouten maken (rekenen)
a. 2 Ca + O2 --> 2 CaO
b. 50 g calcium = 1,2475 mol Ca => 0,6238 mol O2 = 19,96 g O2.
Er is 50 g O2, dat is genoeg, dus Ca is in ondermaat. O2 is in overmaat.
1,2475 mol Ca => 1,2475 mol CaO = 69,96 g CaO
c. Er reageert 19,96 g O2 weg. Er was 50 g O2. Er blijft dus 50 - 19,96 = 30,04 g O2 over. 


Slide 27 - Slide

Zouten
zout: een stof die bestaat uit positieve ionen en negatieve ionen. In de formule van een zout komen metaalatomen en niet-metaal atomen voor.
Zouten vormen geen moleculen, maar een ionrooster.

Voorbeeld: natriumchloride (keukenzout) = NaCl
Na = metaal
Cl = niet-metaal
dus een zout

Slide 28 - Slide

Ionbinding
De magnesiumionen en sulfideionen hebben nu een tegengestelde lading, daardoor trekken ze elkaar aan. Ze vormen een ionbinding

ionbinding: binding tussen de positieve- en 
negatieve ionen in een zout

Slide 29 - Slide

Enkelvoudige ionen
Enkelvoudige ionen: ionen die bestaan uit één atoomsoort.
Bijvoorbeeld: Na+, Ca2+, Mg2+, S2-, Cl-

Negatieve enkelvoudige ionen: tabel 5.2 (blz 131)
Positieve enkelvoudige ionen: tabel 5.3 (blz 131) Wat valt je op in deze tabel?


Slide 30 - Slide

Ionrooster
Door de ionbinding blijven de magnesiumionen en sulfideionen aangetrokken tot elkaar. Zo vormen ze een rooster.

ionrooster: regelmatige rangschikking van de positieve en negatieve ionen in een zout 
schematische weergave van magnesiumsulfide:

Slide 31 - Slide

Enkelvoudige ionen - vervolg
Het metaal 'tin' kent bijvoorbeeld twee ionen:

Sn2+           tin(II)ion
Sn4+           tin(IV)ion

Wanneer een metaal meerdere ionen kan hebben, geef je de lading mee in Romeinse cijfers.

Slide 32 - Slide

Samengestelde ionen
Samengestelde ionen: ionen die bestaan uit twee of meer atoomsoorten. Dit zijn ionen die als geheel elektronen hebben afgestaan of opgenomen
Bijvoorbeeld: SO42-, PO43-, NH4+, OH-

Samengestelde ionen: tabel 5.4 (blz 131)
en BINAS 66B

Slide 33 - Slide

Oefening - ionen
1. Geef de namen van de volgende ionen
a. SO32- 
b. Al3+
c. Au3+
d. O2-  
2. Geef de formule van de volgende ionen
e. acetaation
f. kwik(II)ion
g. hypochlorietion
h. fluoride-ion

timer
6:00

Slide 34 - Slide

Oefening - ionen

a. sulfiet-ion
b. aluminiumion
c. goud(III)ion
d. oxide-ion

e. CH3COO-
f. Hg2+ 
g. ClO-
h. F-

Slide 35 - Slide

Namen van zouten
De naamgeving van zouten gaat als volgt:

Eerst komt de naam van het positieve ion, gevolgd door het negatieve ion

Bijvoorbeeld: calciumionen en nitraationen vormen het zout: calciumnitraat

Slide 36 - Slide

Namen van zouten
Nog enkele voorbeelden:

tin(II)ionen + sulfide-ionen              :        tin(II)sulfide
ammoniumionen + chloride-ionen  :       ammoniumchloride


Sommige zouten hebben triviale namen, BINAS 66A <--

Slide 37 - Slide

Oefening - namen van zouten
1. Geef de namen van de volgende zouten
a.  KCl
b.  NaOH
c.   BaO
d.  NH4F

2. Geef de namen van de volgende zouten
e. Het zout bestaande uit Ca2+ en SO42- ionen
f. Het zout bestaande uit Pb4+ en NO3- ionen
g. Het zout bestaande uit PO43- en Al3+ ionen
timer
9:00

Slide 38 - Slide

Oefening - namen van zouten

a.  kaliumchloride
b.  natriumhydroxide
c.   bariumoxide
d.  ammoniumfluoride


e. calciumsulfaat
f. lood(IV)nitraat
g. aluminiumfosfaat

Slide 39 - Slide

Huiswerk
Van paragraaf 5.1:
5 t/m 7
9 t/m 12

Slide 40 - Slide

Welkom

Ga lekker zitten

Je hebt voor nu alleen een rekenmachine en potlood nodig

Doe je tas alvast van tafel

Slide 41 - Slide

Zoutformules
Zouten vormen geen moleculen, maar een ionrooster.


In het ionrooster van NaCl komen de natrium en chloride-ionen in de verhouding 1:1 voor

Slide 42 - Slide

Lading van zouten
lading: zouten zijn elektrisch neutraal. De totale lading van de positieve ionen is gelijk aan de totale lading van de negatieve ionen.

Voorbeeld 1:
Lading natriumion:       Na+
Lading chloride-ion:       Cl-

1 natriumion en 1 chloride-ion 'heffen elkaar precies op'. Formule = NaCl

Slide 43 - Slide

Zoutformules 
Maar wat wanneer de ladingen niet even groot zijn?

Voorbeeld 2: het zout magnesiumjodide:

bestaat uit magnesiumionen:     Mg2+
en uit jodide-ionen: I-

Hoeveel van ieder ion heb ik dan nodig om de ladingen gelijk te maken?

Slide 44 - Slide

Zoutformules 
Hoeveel van ieder ion heb ik dan nodig om de ladingen gelijk te maken?
Voor ieder magnesiumion heb ik dan twee jodide ionen in het zout nodig


Slide 45 - Slide

Zoutformules 
Ik heb dus één Mg2+ ion voor elke twee I- ionen.
De formule van het zout wordt:   MgI2

Slide 46 - Slide

Zoutformules 
Voorbeeld 3: aluminiumbromide
AlBr3

Slide 47 - Slide

Zoutformules 
Omdat de lading van ionen vaststaat, komen de ionen altijd in een vaste verhouding in een bepaald zout voor. 

verhoudingsformule: formule voor een zout, waarin je de verhouding aangeeft waarin de ionen voorkomen. een zout is altijd elektrisch neutraal. Éérst het positieve ion, dan het negatieve ion.

Slide 48 - Slide

Zoutformules 
Voorbeeld 4: calciumnitraat


Ca(NO3)2

Voor samengestelde ionen die meer dan 1x voorkomen gebruiken we haakjes

Slide 49 - Slide

Oefening - formules van zouten
Stel de formules van de volgende zouten op. Maak gebruik van BINAS 66A, 66B en blz 131

a. lithiumchloride
b. natriumoxide
c. ijzer(II)hydroxide
d. ongebluste kalk
e. kaliumpermanganaat
f. soda
g. vlugzout
h. aluminiumsulfaat

timer
15:00

Slide 50 - Slide

Oefening - formules van zouten
Stel de formules van de volgende zouten op. Maak gebruik van BINAS 66A, 66B en blz 131

a. LiCl
b. Na2O
c. Fe(OH)2
d. CaO
e. KMnO4
f. Na2CO3
g. (NH4)2CO3
h. Al2(SO4)3

Slide 51 - Slide

Huiswerk
Van paragraaf 5.1:
14 t/m 18

Slide 52 - Slide