This lesson contains 20 slides, with text slides.
Je kunt het schema gebruiken om te bepalen hoe je het voltooid deelwoord schrijft:
Een voltooid deelwoord van een sterk werkwoord is makkelijker om te schrijven, maar misschien moeilijker om te onthouden.
Een een zwak werkwoord eindigt op een -d of een -t.
Als je niet weet of het voltooid deelwoord op een -t of een -d eindigt, dan kun je het langer maken (in de verleden tijd).
Uiteraard kun je ook 't kofschip gebruiken om te weten hoe je het voltooid deelwoord schrijft.
Een voltooid deelwoord begint vaak met be-, ge-, ver- of ont-.
Een voltooid deelwoord eindigt op:
Je weet hoe je de persoonsvorm vindt en schrijft. Naast de persoonsvorm kunnen er nog meer werkwoorden in het zin staan, bijvoorbeeld een VOLTOOID DEELWOORD (vd).
Als er een voltooid deelwoord in de zin staat, is de pv meestal een vorm van zijn, hebben of worden.