Leçon 1: se présenter

• Frans
• Buitengewoon secundair onderwijs

Mon prénom est Christelle.

1. Mijn voornaam is Christelle.
2. Mijn zus heet Christelle.
3. Ik ben Christelle.
4. Mijn mama heet Christelle.

Mon prénom est ...

Mon nom de famille est Fitskar.

1. Ik heet Fitskar.
2. Mijn familienaam is Fitskar.
3. Mijn broer heet Fitskar.
4. Ik ben Fitskar.

J'ai 43 ans.

1. Mijn huisnummer is 43.
2. Ik ben 43 jaar.
3. Mijn schoenmaat is 43.
4. Ik werk al 43 jaar.

J'ai ... ans.

Je suis mariée.

1. Ik ben gescheiden.
2. Ik ben alleenstaand.
3. Ik ben samenwonend.
4. Ik ben getrouwd.

J'ai 2 enfants.

1. Ik heb 2 dochters.
2. Ik heb 2 zonen.
3. Ik heb 2 kinderen.
4. Ik heb 2 honden.

J'habite à Hooglede.

1. Ik woon in Hooglede.
2. Ik werk in Hooglede.
3. Ik winkel graag in Hooglede.
4. Mijn mama woont in Hooglede.

J'ai deux lapins.

1. Ik heb twee konijnen.
2. Ik heb vier katten.
3. Ik heb vier konijnen.
4. Ik heb twee katten.

J'ai un/une ....

J'aime nager.

1. Ik loop graag.
2. Ik zwem graag.
3. Ik bak graag.
4. Ik wandel graag.

J'aime ...

Ma couleur préférée est le bleu.

1. Mijn auto is rood.
2. Mijn lievelingskleur is blauw.
3. Mijn lievelingstrui is blauw.
4. Mijn lievelingskleur is groen.

Ma couleur préférée est le ...