Passé composé - tout

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

Tout sur le passé composé

In deze "les" doorloop je alles wat je moet weten over de passé composé. De opbouw is steeds hetzelfde:

1. Wat weet je nog?

2. Uitleg

3. Oefening

1. Le passé composé - algemeen

Geef een voorbeeld van deze tijd in het Nederlands

Le passé composé - algemeen

De passé composé is de voltooide tijd.

De passé composé bestaat, net als in het NL, uit 2 delen:

1. Een hulpwerkwoord (un auxiliaire): être ou avoir
2. Een voltooid deelwoord (un participe passé)

Hoe wordt de passé
composé gevormd?

Le passé composé - algemeen

Je moet de vervoeging van avoir en être dus goed kennen

Hoe vorm je een voltooid
deelwoord in het Frans?

Regelmatige werkwoorden..

Alle werkwoorden die eindigen op -er : stam + é

eten = manger. gegeten = mang+é > mangé

Alle werkwoorden die eindigen op -ir : stam + i

kiezen = choisir. gekozen = chois+i > choisi

Alle werkwoorden die eindigen op -re : stam + u

verkopen = vendre. verkocht = vend+u > vendu

Oefenvraag. Zet de werkwoorden in de passé composé :
1. je + manger 2. tu + finir 3. vous + vendre

Wat voor soort werkwoorden vervoeg je met être in de passé composé?

Wat gebeurt er met het voltooid deelwoord als être het hulpwerkwoord is?

Wat zijn de uitgangen in de passé composé?

-er        j'ai parl

-ir         j'ai grand

-re        j'ai perd

i

é

u

Maak de vormen van de p.c. van 

het werkwoord rester.

Je/j'

Tu

elle

Nous

Vous

elles

restés

restée

restées

restés

resté

resté

sommes

êtes

sont

es

est

suis

Ils ont chanté la Marseillaise

Il a défendu son titre

Il a fini ses devoirs

Il a vendu un pain

2. Le passé composé - onregelmatige werkwoorden

Onregelmatige werkwoorden..

Deze voltooid deelwoorden moet je uit je hoofd leren:

être (zijn)	été (geweest)		falloir (moeten)	fallu (gemoeten)
avoir (hebben)	eu (gehad)		mettre (leggen, zetten)	mis (gelegd, gezet)
faire (doen,maken)	fait (gedaan, gemaakt)		prendre (nemen)	pris (genomen)
pleuvoir (regenen)	plu (geregend)		vouloir (willen)	voulu (gewild)
boire (drinken)	bu (gedronken)		pouvoir (kunnen)	pu (gekund)
ouvrir (openen)	ouvert (geopend		devoir (moeten)	dû (gemoeten)

Être

Avoir

Faire

Pleuvoir

Pouvoir

Mettre

Boire

Prendre

Vouloir

Ouvrir

Devoir

Falloir

eu

bu

ouvert

été

fallu

pu

plu

dû

voulu

fait

pris

mis

été

eu

Fait

Plu

Pu

Mis

Bu

Pris

Voulu

Ouvert

Dû

Fallu

gedaan

geweest

geregend

gehad

gemoeten

gekund

gedronken

gemoeten

gewild

genomen

gelegd

geopend

Zet in de passé composé:
1. je + être 2. nous + avoir 3. ils + faire

Zet in de passé composé:
1. ik + doen 2. hij + drinken 3. jullie + zijn

Onregelmatige werkwoorden..

Deze voltooid deelwoorden zijn nieuw in het hoofdstuk maar horen ook er ook bij:

voir (zien)	vu (gezien)
savoir (weten)	su (geweten)
connaître (kennen)	connu (gekend)
recevoir (ontvangen/krijgen)	reçu (ontvangen, gekregen)

Traduis:
Wij hebben gezien

1. nous avons connu
2. nous avons vu
3. vous avez vu
4. vous avez connu

Traduis:
Jij hebt geweten

1. tu as su
2. tu as reçu
3. il a su
4. il a reçu

Zet in de passé composé:
1. ik (recevoir) 2. zij man.(connaître) 3. u (voir)

3. Le passé composé - de ontkenning

Welke zin is juist?

1. Nous n'avons fait pas nos devoirs
2. Nous avons ne pas fait nos devoirs
3. Nous ne pas avons fait nos devoirs
4. Nous n'avons pas fait nos devoirs

Waar staat de ontkenning in een zin die in de voltooide tijd (passé composé) staat?

Zo dus!

ne

je

pas

partie

suis

Maak ontkennend:
j'ai chanté la chanson

Maak ontkennend:
elle est venue à la fête

Traduis: wij hebben niet gewild

4. Le passé composé - wederkerende werkwoorden

Wat weet je over
wederkerende werkwoorden
in het Frans?

In de passé composé worden deze werkwoorden altijd vervoegd met être. Beide delen van de passé composé komen na je+me/tu+te/il+se etc.

je me + suis lavé

nous nous + sommes lavés

zet in de passé composé:
1. nous - se promener 2. elles - s'entrainer
3. il - se raser

Maar.. wat als zo'n zin ook nog eens ontkennend is?
Je me suis levé -->

1. Je me ne suis pas levé
2. Je ne me suis pas levé
3. Je ne me pas suis levé
4. Je ne me suis lavé pas

De koptelefoon komt niet alleen om het hulpwerkwoord, maar ook om het wederkerend voornaamwoord heen:

je ne me suis pas levé

elle

ne

pas

trompée

est

se / s' 

Wat kijk jij, in het Frans, vertellen over het afgelopen weekend? Wat heb je (niet) gedaan?