Verloop probleemoplossend gesprek
1. Probleem helder krijgen: precies beschrijven probleem
Vragen aan de cliënt wat hij doet, hoe hij zich voelt, of het probleem er altijd geweest is, wat is er al gebeurd om het probleem op te lossen.
2. Opstellen van bijbehorende doelen
Je laat de cliënt zelf bedenken wat zijn doel is, vergroten bewustzijn, zelfkennis en verantwoordelijkheid door te vragen wat de cliënt wil. Erop letten dat doel concreet en haalbaar is.
3. Bedenken van acties/oplossingen
Laat de cliënt op een rij zetten welke mogelijkheden er zijn om het probleem aan te pakken, enkel brainstormen, nog geen ideeën afwijzen. Komt een cliënt zelf niet met ideeën? Bespreekbaar maken of hij wel een oplossing wil.
4. Selecteren van acties/oplossingen
Samen kijken welke oplossingen wel of niet mogelijk zijn, wat goede of minder goede ideeën zijn (alles in de ogen van de cliënt). Argumenten en toelichtingen vragen. Duw de cliënt niet in een richting.