voorbereiding SE algemene taalvaardigheid spelling

SE Algemene taalvaardigheid
Voorbereiding
Mavo 3
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

SE Algemene taalvaardigheid
Voorbereiding
Mavo 3

Slide 1 - Slide

SE Algemene taalvaardigheid
- In toetsweek
- telt voor 15 procent mee
- Leesvaardigheid
- woordenschat
-werkwoordspelling
-algemene spelling

Slide 2 - Slide

Wat te verwachten?
- leestekst met vragen
(onderwerp, hoofdgedachte, tekstverbanden e.d.)
- werkwoordspelling (zinnen invullen)
- algemene spelling
- woordenschat (overdrijving, understatement, betekenis van woorden uit een tekst kunnen halen)

Slide 3 - Slide

Op welke manier lees je om het onderwerp van een tekst te vinden?
A
oriënterend
B
globaal
C
zoekend
D
intensief

Slide 4 - Quiz

In hoeveel woorden noteer je de hoofdgedachte van een tekst?
A
slechts één woord
B
één tot drie woorden
C
één zin
D
een alinea

Slide 5 - Quiz

Welk tekstverband?
Ik ga graag naar school, aan huiswerk heb ik daarentegen een hekel.
A
opsomming
B
voorwaarde
C
tegenstelling
D
toelichting

Slide 6 - Quiz

Welk verband?
Zij verhuist naar Amsterdam, want haar vader gaat daar werken.
A
toelichting
B
reden
C
voorwaarde
D
chronologisch tekstverband

Slide 7 - Quiz

Werkwoordspelling
Denk goed na of
- je te maken hebt met een persoonsvorm tegenwoordige tijd
(vervoeg de ik-vorm)
- je te maken hebt met een verleden tijd of voltooid deelwoord
('t ex-kofschip)

Slide 8 - Slide

Vul in:
Hij ....................(verlangen) erg naar de komende zomervakantie.
A
verlangt
B
verlangdt
C
verlangde
D
verlangd

Slide 9 - Quiz

Vul in:
Heb je je mail al ...................(beantwoorden)
A
beantwoord
B
beantwoordt

Slide 10 - Quiz

Hij .................. (bespioneren) zijn buren dagelijks.
A
bespioneert
B
bespioneerd
C
bespioneerdt

Slide 11 - Quiz

Het huis .................. (branden) vorig jaar helemaal af.
A
brand
B
brandt
C
brande
D
brandde

Slide 12 - Quiz

Vorig jaar zijn er in Nederland wel 300 mensen ............. (vermoorden).
A
vermoord
B
vermoordt

Slide 13 - Quiz

Bas en Roos .............. (liften) vorige week van Arnhem naar Rome.
A
lifte
B
liften
C
liffte
D
liftten

Slide 14 - Quiz

Het ................. (gebeuren) bijna nooit dat ik te laat op school kom.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt

Slide 15 - Quiz

Algemene spelling
- juiste meervoudsvormen
- wat schrijf je aan elkaar en wat los?
- hoofdletters en leestekens

Slide 16 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
A
vissekom
B
beresterk
C
Zuid-afrika
D
industriën

Slide 17 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
groentensoep
B
minister-president
C
olieën
D
bureau's

Slide 18 - Quiz

Welk woord is juist gespeld?
A
cadeau's
B
cafés
C
politici's
D
zwaartenkracht

Slide 19 - Quiz

Welk woord hoort zonder hoofdletter?
A
September
B
Bevrijdingsdag
C
Pasen
D
Rijn

Slide 20 - Quiz

Wanneer zet je geen komma?
A
Na een voegwoord
B
Tussen twee persoonsvormen
C
Tussen de delen van een opsomming
D
Voor een woord als maar en omdat

Slide 21 - Quiz

Het is niet echt fijn dat ik mijn beide benen heb gebroken.
A
Dit is een overdrijving
B
Dit is een understatement

Slide 22 - Quiz

Goed voorbereiden?
Maak de oefentoets leesvaardigheid
Maak de oefentoets woordenschat!
Kijk de theorie in je boek na.

Slide 23 - Slide