H2 Grammar recap

Present perfect + past continuous + woordvolgorde
1 / 38
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Present perfect + past continuous + woordvolgorde

Slide 1 - Slide

Today's lesson
  • Grammar test next week

  • Present perfect
  • Past continuous
  • Word order (woordvolgorde)

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Haven't Met You Yet Michael Bublé

I _______ ________ my heart so many times,
I just ___________ ______ you yet

Slide 4 - Open question

PRESENT PERFECT
Gebruik Present Perfect:
1. iets is in het verleden begonnen en is nu nog aan de gang.
2. iets is in het verleden gebeurd en je merkt nu nog het resultaat.

Voorbeelden:
1. I have lived in New York for seven years now.
    Ik woon al zeven jaar in New York. --> in het verleden begonnen en nog steeds bezig.

2. I have painted the door.
     Ik heb de deur geschilderd. --> in het verleden gedaan en je merkt nu nog resultaat.

Slide 5 - Slide

Hoe vorm je de Present Perfect?
A
stam + ED
B
het derde rijtje van de irregular verbs
C
stam + S bij he / she / it
D
has / have + voltooid deelwoord

Slide 6 - Quiz

SIGNAALWOORDEN - FIJNE JAS!
  • F   for - (nu) al
  • Y   yet - al (in vraagzinnen)
  • N   never - (nog) nooit
  • E   ever - ooit

  • J   just - net
  • A   already - al
  • S   since - sinds

Slide 7 - Slide

Welke zin staat in de Present Perfect?
A
She goes home at 8 o'clock.
B
He fell off his bike.
C
She has eaten 3 sandwiches so far.
D
They worked all day yesterday.

Slide 8 - Quiz

Maak zelf een goedlopende zin met de Present Perfect.

Slide 9 - Open question

Welke woorden zijn signaalwoorden voor de Present Perfect?
A
never / ever / for / since
B
was / were / been
C
however / although / always
D
when / how / always

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

The dogs ___ ___ (not - eat) anything for three days.
A
haven't ate
B
hasn't ate
C
haven't eaten
D
hasn't eaten

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

I ___ ___ (be) home since 3 o'clock.
A
have be
B
has be
C
have been
D
has been

Slide 12 - Quiz

Past continuous
Je gebruikt de past continuous om aan te geven dat je ergens mee bezig was op een bepaald moment in het verleden. Je zegt dus dat je iets aan het doen was.

Slide 13 - Slide

Je gebruikt de past continuous dus alleen als je kunt zeggen dat je iets aan het doen was.
The math teacher was giving a test
The principal was sitting in his office

Slide 14 - Slide

Je maakt de past continuous door was of were voor het werkwoord te zetten en –ing er achter

I was sleeping
You were living
He/she/it was swimming
We were going
You were doing
They were having

Slide 15 - Slide

Je was al tv aan het kijken op het 
 moment dat er werd gebeld.

Slide 16 - Slide

Past continuous + Past Simple

Als je ergens mee bezig was in de verleden tijd en iets anders gebeurt er tussendoor.



1
was of were en het ww + ing voor waar dat waar je mee bezig bent.
bv je bent aan het tv kijken/ eten 
2
ww + ed (of 2e rijtje van de onr ww) voor wat er
tussendoor komt - iemand belt op bv

Slide 17 - Slide

Yesterday Susan ……....(to walk) along the road when she ……… (to meet) Peter.
A
was walking - met
B
was walking - was meeting
C
walked - was meeting
D
walked - met

Slide 18 - Quiz

We _____
(eat) dinner at 8pm last night when the power went out.
A
are eating
B
were eating
C
is eating
D
was eating

Slide 19 - Quiz

Write down a sentence in the past continuous tense.

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Voorbeeld
Keith used to watch television in his room at bedtime.
Wie    -         doet        -          wat        -     waar       -      wanneer.

Slide 24 - Slide

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan ook aan het begin van de zin worden gezet!

Slide 25 - Slide

Stap 1?
A
werkwoorden
B
tijd
C
onderwerp
D
plaats

Slide 26 - Quiz

Stap 2?
A
werkwoorden
B
onderwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 27 - Quiz

Stap 3?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 28 - Quiz

Stap 4?
A
plaats
B
werkwoorden
C
onderwerp
D
tijd

Slide 29 - Quiz

stap 5?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
tijd
D
werkwoorden

Slide 30 - Quiz

wie
doet
wat
waar
wanneer
The parents
bring
to football training

every Sunday

their son

Slide 31 - Drag question

Wie
doet
wat
waar
waar
Jacky and Pete
aren't going
to the cinema
tonight

Slide 32 - Drag question

Choose the sentence with the correct word order.
A
He swims every day in the canal.
B
He swims in the canal every day.

Slide 33 - Quiz

Correct word order:
her / in town / yesterday / I / met
A
I met her in town yesterday.
B
I met her yesterday in town.
C
I yesterday met her in town.
D
I met yesterday her in town.

Slide 34 - Quiz

Put in the correct order:
shopping / went / the girls / this morning / at the mall

Slide 35 - Open question

Vul de juiste vorm in van de Present Perfect:

My boyfriend ___ ___ (buy) me some
wonderful roses.
A
have bought
B
has bought
C
have buyed
D
has buyed

Slide 36 - Quiz

Any Questions? 

Slide 37 - Slide

Extra oefenen?
  • Maak de herhalingsopdrachten in je werkboek.
  • Meester Gijs (Youtube)
  • EngelsAcademie.nl


Slide 38 - Slide