This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 15 min
Items in this lesson
EHBO Test les 3
Slide 1 - Slide
In een kleedkamer zie je een man hevig bloeden uit zijn onderarm. Wat doe je?
A
Je legt hem in de stabiele zijligging
B
Je geeft druk op de wond
C
Je bindt zijn arm af
D
Je controleert zijn bewustzijn
Slide 2 - Quiz
Stelling 1: Een strak aangelegd wonddrukverband bij hevig bloedverlies mag alleen worden verwijderd door professionele hulpverleners. Stelling 2: Bij hevig bloedverlies moet je de wond eerst desinfecteren.
A
1 is juist
2 is onjuist
B
1 is onjuist
2 is juist
C
1 en 2 zijn onjuist
D
1 en 2 zijn juist
Slide 3 - Quiz
Een gebroken rib kan leiden tot beschadiging van:
A
longen
B
hart
C
lever
D
alle genoemde antwoorden zijn juist
Slide 4 - Quiz
Wanneer een voorwerp bij een slachtoffer uit de buik steekt, moet je....
A
deze steriel proberen af te dekken
B
verwijderen
C
het slachtoffer op zijn rug leggen
D
slachtoffer op zijn rug leggen en voorwerp verwijderen
Slide 5 - Quiz
Wat doe met een benauwd slachtoffer die een voorwerp in de borst heeft?
A
laten staan
B
laten liggen op de rug
C
laten kiezen
D
laten zitten in halfzit
Slide 6 - Quiz
Wat is GEEN oorzaak voor shock?
A
Angst voor bloed
B
Uitwendig en inwendig bloedverlies
C
Vochtverlies bij brandwonden
D
Allergie
Slide 7 - Quiz
Bij welke bloeding ben jij eindbehandelaar?
A
Kleine bloedingen
B
Ernstige bloedingen
C
Alle bloedingen
D
Aangezichtsbloedingen
Slide 8 - Quiz
Wat kan een oorzaak zijn voor shock?
A
Steken en beten
B
Voedsel
C
Medicijnen
D
Alle genoemde antwoorden
Slide 9 - Quiz
Stelling 1: Shock kan worden veroorzaakt door inwendig en uitwendig bloedverlies Stelling 2: Bij shock is er sprake van een te lage bloeddruk naar de vitale functies
A
1 is juist
2 is onjuist
B
1 is onjuist
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist
Slide 10 - Quiz
Wat is het enige unieke uiterlijke kenmerk bij shock?
A
Bleke gelaatskleur
B
Eenmalig zweten
C
Rode gelaatskleur
D
Dorst
Slide 11 - Quiz
Er is sprake van shock. Je hebt 112 gebeld. Wat doe jij daarna?
A
Je geeft het slachtoffer drinken om af te koelen
B
Je laat het slachtoffer liggen en pakt hem in een deken
C
Je laat het slachtoffer veel bewegen om warm te worden
D
Je laat het slachtoffer in de frisse lucht zitten om af te koelen
Slide 12 - Quiz
Stelling 1: Een kind dat bloed verliest gaat eerder in shock dan een volwassene. Stelling 2: Bij vermoeden van shock bel je 112
A
1 is onjuist
2 is juist
B
1 is juist
2 is onjuist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist
Slide 13 - Quiz
STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
STAP 5
STAP 6
STAP 7
AED / 112
VEILIG VOOR MEZELF?
AANSPREKEN / SCHUDDEN
CHECK ELKE MIN. VITALE FUNCTIES
VEILIG VOOR SLACHTOFFER?
STABIELE ZIJLIGGING
CONTROLEER ADEMHALING
Slide 14 - Drag question
Wanneer stop je met druk geven op een grote wond?
A
Na 10 minuten
B
Als het slachtoffer in shock raakt
C
Als je een wonddrukverband gaat aanleggen
D
Als het slachtoffer bewusteloos raakt
Slide 15 - Quiz
Wanneer moet een hulpverlener de wond desinfecteren?
A
Wanneer het slachtoffer naar de arts moet
B
Als de hulpverlener de eindbehandelaar is
C
Voordat de wond verbonden wordt
D
Als er vuil in de wond zit
Slide 16 - Quiz
Wat is GEEN verschijnsel bij iemand met hartklachten?
A
Pijn in de kaken
B
Pijn op de borst
C
Verlamming
D
Transpireren en bleek zien
Slide 17 - Quiz
Welke verbandmiddelen gebruik je bij deze wond?
A
Hechtstrips en 10x10 pleister
B
Steriel gaasje en een zwachtel
C
Gerold snelverband en elastisch zwachtel
D
Hechtstrips en elastisch zwachtel
Slide 18 - Quiz
Antwoord: wonddrukverband
Gerold snelverband zit in papieren verpakking
In plaats van gerold snelverband mag je ook het gaasje en fixatiewindsel van het hoofd of vingerverband gebruiken
Slide 19 - Slide
Hoe noemen we dit verbandmiddel?
A
Universeel zwachtel
B
Wonddrukverband
C
Eurorol
D
Gerold snelverband
Slide 20 - Quiz
Welke 2 vormen van bloedingen heb je?
A
met tetanus of zonder tetanus
B
klein of ernstig
C
arm of been
D
rood bloed of blauw bloed
Slide 21 - Quiz
op een deken leggen
stop bloedverlies
vitale functies controleren
Slide 22 - Drag question
Met welke verbandmiddelen behandel je een hoofdwond?
A
Grote pleister
B
Hechtstrips en een grote pleister
C
Hechtstrips en een elastisch zwachtel
D
Hechstrips en een gerold snelverband
Slide 23 - Quiz
Kantelen van buik naar rug:
Zet je plaatjes in de juiste volgorde
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Drag question
Bloedneus. Wanneer ga je naar een arts?
A
Wanneer bij het snuiten bloedstolsels zichtbaar zijn
B
Wanneer het slachtoffer niet tegen bloed kan
C
Wanneer het bloeden niet stopt binnen 5 minuten
D
Wanneer er geen reden is om een bloedneus te hebben
Slide 26 - Quiz
Bij welke wonden adviseer jij een Tetanus injectie?
A
Bij bijtwonden van een hond of kat
B
Bij bijtwonden van mensen
C
Bij wonden met straatvuil
D
In alle gevallen bij A,B,C
Slide 27 - Quiz
Welk letsel hoort bij dit beeld?
A
Beroerte
B
Hartinfarct
C
Hersenschudding
D
Gebroken wervel
Slide 28 - Quiz
Welk letsel hoort bij dit beeld?
A
Hersenschudding
B
Schedelbasisfractuur
C
Giftige stof in ogen
D
Gebroken neus
Slide 29 - Quiz
Stelling 1: Een hulpverlener moet een wond altijd desinfecteren. Stelling 2: Bij wonden gebruikt de hulpverlener handschoentjes als deze er zijn.
A
1 is juist
2 is onjuist
B
1 is onjuist
2 is juist
C
1 en 2 zijn onjuist
D
1 en 2 zijn juist
Slide 30 - Quiz
Wanneer gebruik je de mond-spraak-arm test?
A
Om het bewustzijn te controleren
B
Bij een vermoeden van een beroerte
C
Om vast te stellen of iemand drank of drugs heeft gebruikt
D
Bij een vermoeden van "minder alert"
Slide 31 - Quiz
Stelling 1: Je mag een grote wond niet schoonspoelen, maar dekt het af met steriel gaas. Stelling 2: Uitpuilende organen dek je af met nat steriel verband
A
1 is juist
2 is onjuist
B
1 is onjuist
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist
Slide 32 - Quiz
Waarvoor kun je een verbanddoos nooit gebruiken?
A
Bij ontwrichte lichaamsdelen
B
Bij bloedverlies
C
Bij het behandelen van diepe wonden met een voorwerp
D
Bij verstuikingen
Slide 33 - Quiz
Waarvoor gebruik je dit middel?
A
Om kompressen vast te zetten
B
Om een wond steriel af te dekken
C
Om wond randen vast te zetten
D
Om zwachtels vast te zetten
Slide 34 - Quiz
Bijtwonden kunnen tot ernstige ziektes leiden. Welke van de onderstaande?
A
Tetanus
B
Aids
C
Rabiës
D
Cariës
Slide 35 - Quiz
Waar denk je aan bij het gebruik van steriel gaas?
A
Je raakt het deel dat op de wond komt niet aan
B
Je handelt snel
C
Je wast eerst je handen
D
Het gaas moet de wond kunnen sluiten
Slide 36 - Quiz
Hoeveel seconde moet je nemen om de ademhaling goed te kunnen controleren bij een slachtoffer?