SMS Thema woorden 3.

SMS klas 5; Oefentoets thema woorden 3.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
TaallesPrimary EducationAge 11

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

SMS klas 5; Oefentoets thema woorden 3.

Slide 1 - Slide

Wat is het tegenovergestelde van het woord 'ingetogen'?
A
doordringend
B
beduusd
C
uit je bol gaan
D
uitbundig

Slide 2 - Quiz

Maak een zin met het woord:
uitbundig

Slide 3 - Open question

Wat betekent zich verzetten?
A
vasthouden
B
Samenwerken
C
wegrennen
D
tegenspartelen

Slide 4 - Quiz

De vrouw die helpt bij de bevalling:
A
de kraamvrouw
B
de vroedvrouw
C
de moeder
D
de vader

Slide 5 - Quiz

Welke woorden zijn tegenstellingen
A
zich vermommen -beduusd
B
uit je bol gaan - ingetogen
C
de traditie- het volksfeest
D
ingetogen-uitbundig.

Slide 6 - Quiz

Welk woord hoort er NIET bij:
"doordringend"
A
doorheen
B
geluid
C
stem
D
zacht

Slide 7 - Quiz

Hoe noemen we een baan in de vorm van een halve ton om op te skaten of skateboarden?
A
De halfpijp
B
De helepipe
C
De halfpipe
D
De kwartpijp

Slide 8 - Quiz


De betekenis van voordien is vóór die tijd.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Wat betekent:
Uitbundig
A
Uitgaan
B
Bundelen
C
Raar
D
Heel vrolijk en druk

Slide 10 - Quiz

doordringen
'de meester keek mij doordringend aan'
A
iets wat dwars door alles heen gaat
B
heel streng
C
zo blij kijken omdat je gelukkig bent
D
groot en stevig

Slide 11 - Quiz

Het koord waarmee de moeder en het kind zijn verbonden noemen we ....
A
De navelstreng
B
De kraamvrouw
C
De bevalling
D
De vroedvrouw

Slide 12 - Quiz

Het water loopt hem in de mond.
A
grote blijdschap
B
het kost veel
C
hij heeft er heel veel trek in
D
iets heel ergs

Slide 13 - Quiz

Het moment dat een baby geboren wordt.
A
De navelstreng
B
De bevalling
C
De kraamvrouw
D
De vroedvrouw

Slide 14 - Quiz

Wat betekent 'in de kinderschoenen staan'?
A
Het is pas net begonnen en moet zich nog ontwikkelen
B
Het past niet, het is te klein
C
een koord waarmee een baby in de buik met zijn moeder verbonden is
D
als je het ergens niet mee eens bent

Slide 15 - Quiz

Peter kokhalst als hij de vieze hond ziet. Wat betekent kokhalzen?
A
hij moet huilen
B
hij moet lachen
C
hij moet bijna overgeven
D
hij moet gaan eten

Slide 16 - Quiz

Wat is een kraamvrouw?
A
Een vrouw die zorgt voor een baby
B
Een vrouw die net bevallen is
C
Een gillende vrouw
D
Een zwangere vrouw

Slide 17 - Quiz

Wat is het tegengesteld van uitbundig?
A
heel blij
B
heel vrolijk
C
rustig
D
uitgelaten

Slide 18 - Quiz

Wat betekent zich generen?
A
Schamen
B
Trots zijn
C
Onzichtbaar maken
D
Het grootste woord hebben

Slide 19 - Quiz

Hoe noemen we de vrouw die voor haar beroep helpt bij bevallingen?
A
de kraamvrouw
B
de bevalling
C
de vroedvrouw
D
de navelstreng

Slide 20 - Quiz

............. werkten we niet met Chromebooks in de klas, maar nu wel.
A
Voordien
B
Tenminste

Slide 21 - Quiz

Wat is de bevalling?
A
Als ik val van mijn stoel.
B
Als de baby valt.
C
Als de moeder pijn heeft.
D
De geboorte van een baby.

Slide 22 - Quiz

Wat betekent likkebaarden?
A
Als je bijna moet overgeven.
B
De lippen aflikken, want je hebt zin in iets lekkers.
C
De lippen aflikken, want je wilt water drinken.
D
De lippen aflikken, want je ziet een mooie jongen of meisje.

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide