1. De Spanjaarden hadden soms te weinig geld. Dan was er een pauze in de oorlog, fijn voor de opstandelingen.
2. De opstandelingen kregen hulp van Frankrijk en Engeland, vijanden van Spanje
3. In Holland en Zeeland was er steeds meer geld, zo konden ze de oorlog blijven betalen
4. Vanaf 1588 werd Maurits legerleider. Dat deed hij goed!