Lezen h2

1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Voorkennis ophalen over de theorie van lezen H2
  • Lesdoelen + uitleg over de lesstof (Meneer Acharju)
  • Verwerkingsopdracht (Mevrouw Rodenhuis)
  • Afsluiting van de les

Slide 2 - Slide

Wat weten jullie over de indeling van een tekst en signaalwoorden?

Slide 3 - Mind map

Theorie

2.1 De indeling van teksten
Lesdoel: Je herkent de opbouw (structuur) van een tekst.

Slide 4 - Slide

Theorie
 
De titel bevat het onderwerp en/of trekt de aandacht.

Sommige teksten hebben een lead (= vetgedrukte tekst onder de titel) die de tekst kort samenvat of extra aandacht trekt. 


Slide 5 - Slide

Hoe trek je de aandacht van de lezer? 
  • Dit kan op verschillende manieren. Op de volgende slides kun je dat zien.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Theorie

  •  Inleiding: onderwerp van de tekst wordt duidelijk: introductie/voorbeeld.
  • Na de introductie van het onderwerp worden in het middenstuk de verschillende kanten van het onderwerp behandeld.

  • Bij langere teksten gaat dat vaak volgens een vaste structuur.

Het slot van een tekst kan bijvoorbeeld bestaan uit:
  • de laatste beschrijving van een deel van het onderwerp.
  • een verwijzing naar het voorbeeld of de anekdote uit het begin van de tekst.
  • een samenvatting of conclusie.
 



Slide 10 - Slide

Hoe is een goede tekst opgebouwd?
A
Inleiding en middenstuk
B
Inleiding, middenstuk en slot
C
Middenstuk en slot
D
Inleiding en slot

Slide 11 - Quiz

Wat is waar?
A
In de inleiding staat de conclusie
B
In de inleiding geef je aan waar het over gaat
C
De inleiding begint altijd met een vraag

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

Theorie



2.2 deelonderwerpen herkennen
Lesdoel: Je herkent de deelonderwerpen van een tekst.

Slide 14 - Slide

Theorie

Deelonderwerpen zijn de verschillende kanten van een onderwerp die in een tekst aan bod komen. 

Denk bij deelonderwerpen ook aan argumenten, oorzaken, voordelen of oplossingen

Soms beslaat een deelonderwerp één alinea, soms enkele alinea's. 

Slide 15 - Slide

Theorie
Een goede aanpak om de deelonderwerpen snel te vinden:

1. Lees de titel en de inleiding; stel vast wat het onderwerp is.
2. Bekijk de lay-out (=opmaak) van de tekst
     Soms geven witregels de scheiding tussen deelonderwerpen aan.
     Soms staan er tussenkopjes boven de deelonderwerpen.
3. Bij twijfel kan je de eerste en/of laatste zin van een alinea lezen om te weten waar een nieuw deelonderwerp begint. 

Slide 16 - Slide

Voorbeeld
onderwerp: voetbal 
regels
clubs
competities
spelers
deelonderwerpen

Slide 17 - Slide

Voorbeeld

deelonderwerpen?
onderwerp?

Slide 18 - Slide

Voorbeeld
onderwerp: pups
      deelonderwerpen: opvoeden en socialiseren

Slide 19 - Slide

Theorie


2.3: tekstverbanden en signaalwoorden
Lesdoel: Je herkent signaalwoorden en verbanden in een tekst.

Slide 20 - Slide

Uitleg
Signaalwoorden geven aan wat voor verbanden er zijn:
  • binnen zinnen
  • tussen verschillende zinnen
  • tussen alinea’s

Verbanden en signaalwoorden helpen bij het doorgronden en begrijpen van een tekst.


Slide 21 - Slide

Signaalwoorden (blz. 201)
* reden: daarom, omdat, derhalve, aangezien, namelijk
* tegenstelling: maar, echter, desondanks, hoewel, toch
* conclusie: dus, hieruit volgt, kortom
* oorzaak-gevolg: daardoor, als gevolg van, waardoor, zodat
* opsomming: eerst, vervolgens, bovendien, daarna, ten slotte, ook
* voorbeeld: zo, zoals, onder andere, bijvoorbeeld, dat wil zeggen
* doel-middel: om te, opdat, door middel van, daarmee, om, waarmee
* voorwaarde: als, indien, wanneer, mits, tenzij

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

NS vindt het een goede oplossing voor overvolle treinen, studenten vinden het ECHTER een belachelijk idee.

Welk verband geeft 'echter' aan?
A
tegenstelling
B
oorzaak-gevolg
C
toelichting of voorbeeld
D
samenvatting

Slide 24 - Quiz

Hogescholen blijken tóch bereid te zijn OM hun collegetijden aan TE passen.

Welk verband geeft 'om ... te' aan?
A
Reden
B
Oorzaak/gevolg
C
Doel-middel
D
Volgorde

Slide 25 - Quiz