6/12 modals

H4 - Modals
Today you need:
- laptop
- grammar booklet
- WaspReporter
Put your phone + 
earbuds in your bag
1 / 19
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

H4 - Modals
Today you need:
- laptop
- grammar booklet
- WaspReporter
Put your phone + 
earbuds in your bag

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Homework check
Monday 6 December 
Finish the weektaak:
Assignment 3 - 7 + 9

Study: 
The vocabulary from Seasonal Selebrities

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Homework

Hand in assignment 48A before Wednesday.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Today's Lesson
After this lesson, you...
... can explain what a modal is.
... can use modals in sentences.




Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Modals

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Refresher
Zeg dat leerlingen (jij bent de docent) hun huiswerk moeten maken.
1. You _________ (do) your homework!
Vraag of je kan helpen.
2. ______ I help you?
Adviseer je zus om het uit te maken met haar vriend.
3. You ________ (break up) with your boyfriend.
Zeg dat je heel graag mee gaat naar een concert van Adele.
4. YES! I ________ (go) to a concert by Adele!
Bied je excuses aan en zeg dat je 18 moet zijn om bier te bestellen.
5. Sorry, but you _______ (be) 18 to order beer.



Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Modals
Er zijn twee soorten werkwoorden:
• Hoofdwerkwoorden (verb), zoals walk / work / drive
Hulpwerkwoorden (modals), zoals can / should / may

De modals nemen een aparte plaats in de grammatica in. Ze zijn met hun subtiele betekenis belangrijk voor een heldere communicatie. 

Modals kun je voor allerlei situaties gebruiken: talent, mogelijkheid, verplichting, toestemming, regels en advies. 


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

Hulpwerkwoorden hebben altijd een hoofdwerkwoord nodig!
  • Can / can't
Je gebruikt can om te zeggen dat je iets (niet) kunt:
- She can swim.
- We can't pay the rent.



  • Could
Je gebruikt could om aan te geven dat iets zou kunnen. 
Ook kun je could gebruiken om een beleefde vraag te formuleren:
- They could give you some more information.
- Could you help me for a second, please?

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

  • Must
Je gebruikt must als je zelf vindt dat iets zou moeten:
- I must finish this assignment today.
- I must go to the gym now.

  • Have to
Je gebruikt to have to als iemand anders vindt dat iets moet, en dus NIET omdat jij dat zelf vindt:
- Children under sixteen have to go to school. It's the law.
- Jim has to take two pills every day. That's what they told him at the hospital.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

  • Can/could/may/might
Je kunt deze woorden gebruiken om toestemming te vragen:
- Can I go to the bathroom, please?
- Could I use your phone? (is iets beleefder dan can)
- May I enter, sir?
- Might I borrow your pen?  (is iets beleefder dan may)

  • Would / wouldn't
Je gebruikt would in beleefde vragen of als iets onder bepaalde omstandigheden (wel of niet) zou gebeuren:
- Would you be so kind to carry this bag for me?
- She would never go out on her own.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

  • Ought to / Should / shouldn't
Je gebruikt "should/ought to" om aan te geven dat iemand iets eigenlijk zou moeten doen. 
Je geeft bijvoorbeeld advies of je wilt iets afraden:
- You should/ought to try to get some more exercise.
- You shouldn't go out alone, it's dangerous!

  • Will / won't
Je gebruikt will als je wilt aangeven of iets in de toekomst gaat gebeuren:
Tomorrow I will take the bus.
- I will be waiting at the bus stop.
- The weak building won't survive another storm.
Je gebruikt will ook als je een voorspelling doet zonder dat je weet dat het ook echt zal gebeuren.
- We have to say goodbye now, but we will meet again!

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Refresher: adjust your answers
Zeg dat leerlingen (jij bent de docent) hun huiswerk moeten maken.
1. You _________ (do) your homework!
Vraag of je kan helpen.
2. ______ I help you?
Adviseer je zus om het uit te maken met haar vriend.
3. You ________ (break up) with your boyfriend.
Zeg dat je heel graag mee gaat naar een concert van Adele.
4. YES! I ________ (go) to a concert by Adele!
Bied je excuses aan en zeg dat je 18 moet zijn om bier te bestellen.
5. Sorry, but you _______ (be) 18 to order beer.



Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Put the answers to the refresher here.

Slide 15 - Open question

Zeg dat leerlingen (jij bent de docent) hun huiswerk moeten maken.
1. You have to do your homework!
Vraag of je kan helpen.
2. Can/could/may I help you?
Adviseer je zus om het uit te maken met haar vriend.
3. You should break upwith your boyfriend.
Zeg dat je heel graag mee gaat naar een concert van Adele.
4. YES! I would love to go to a concert by Adele!
Bied je excuses aan en zeg dat je 18 moet zijn om bier te bestellen.
5. Sorry, but you have to be  18 to order beer.
Practise time
Grammar Booklet page 16

Do the Modals exercises

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Write a sentence using a modal

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

KAHOOT

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Finished!

You have practised grammar and vocabulary.

Well done!


Slide 19 - Slide

This item has no instructions