stap 1 : kijk naar de zin: let op de signaalwoorden, zie je een signaalwoord van de past simple gebruik dan de past simple, zie je een signaalwoord van de present perfect, gebruik de present perfect.
stap 2: Is de gebeurtenis nog aan de gang (merk je nu nog iets van de gebeurtenis)? Als het antwoord ja is gebruik je de present perfect
stap 3: Is de gebeurtenis al afgelopen in het verleden? Als het antwoord ja is gebruik je de past simple.