This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
quiz herhalingsles balans
Slide 1 - Slide
Uitleg
Deze quiz gaat over balansen.
Na elke vraag krijg je gelijk het juiste antwoord te zien.
Doe je best!!
Slide 2 - Slide
Wat is de taak van de afdeling boekhouden?
A
die maakt en betaald alleen alle facturen
B
Alle inkomsten en uitgaven binnen een bedrijf bij houden
C
Jaarrekeningen controleren
Slide 3 - Quiz
Wat is een balans?
A
hetzelfde als een jaarrekening
B
Winst en verlies rekening
C
Overzicht van alle bezittingen, schulden, eigenvermogen
D
Overzicht van alle schulden
Slide 4 - Quiz
Waar of niet waar. Bedrijven doen aan boekhouding om dit verplicht is volgends de wet
A
Waar
B
Niet waar
Slide 5 - Quiz
Vul in: Bezittingen staan aan de …… op de balans. dit is de ……….. van de balans, schulden staan aan de …….. op de balans. Dit is de …….. van de balans
A
Rechterkant,Creditkant, Linkerkant, Debetkant
B
Linkerkant, Creditkant, Rechterkant, Debetkant
C
Rechterkant, Debetkant, Linkerkant, Creditkant
D
Linkerkant, Debetkant, Rechterkant, Creditkant
Slide 6 - Quiz
Waar valt 1300 Debiteuren onder?
A
Vaste Activa
B
Vlottende Activa
C
Liquide middelen
D
Eigen vermogen
Slide 7 - Quiz
Waar valt 0300 Bedrijfsauto onder?
A
Vaste Activa
B
Vlottende Activa
C
Liquide middelen
D
Eigen vermogen
Slide 8 - Quiz
Waar of niet waar: vaste activa, zijn middelen om mee te betalen
A
Waar
B
niet waar
Slide 9 - Quiz
Vul in: ……… zijn schulden op de langetermijn, zoals …….. . ………… zijn schulden op de korte termijn, zoals …………. *vvk = vreemd vermogen kort & ** vvl = vreemd vermogen lang
A
VVK, Lening bij bank, VVL, betalen BTW
B
VVL, Betalen BTW,
VVK, Lening bij bank
C
VVK, Betalen BTW,
VVL, Lening bij bank
D
VVL, Lening bij bank, VVK, Betalen BTW
Slide 10 - Quiz
Wat is geen tijdelijk vermogen?
A
Eigen vermogen
B
Vreemd vermogen lang
C
Vreemd vermogen kort
Slide 11 - Quiz
Welke lening heeft onroerend goed (gebouw) als onderpand?
A
persoonlijke lening
B
lease
C
Hypothecaire lening
D
doorlopend krediet
Slide 12 - Quiz
Waar of niet waar? Debiteuren zijn klanten waarvan het bedrijf nog geld moet krijgen.
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
Waar of niet waar? Bij debiteuren staat een bedrag wat het bedrijf zelf nog moet betalen aan de leverancier
A
Waar
B
Niet waar
Slide 14 - Quiz
Wie heeft er op rekening gekocht?
A
debiteuren
B
crediteuren
Slide 15 - Quiz
Waarom staat eigen vermogen onder het rijtje schuld?
A
het bedrijf heeft namelijk een schuld bij de eigenaar
B
het bedrijf heeft geen schuld
C
het eigenvermogen is niet meer van de eigenaar, maar van het bedrijf
D
Het eigenvermogen valt onder bezittingen
Slide 16 - Quiz
Vul in: berekening van het eigenvermogen = .......... min .........
A
totaal eigenvermogen, totaal schuld
B
totaal schuld,
totaal bezittingen
C
totaal bezittingen, totaal schuld
D
totaal eigenvermogen, totaal bezittingen
Slide 17 - Quiz
Waarvoor staat BTW?
Slide 18 - Open question
Is te vorderen BTW een bezit of een schuld?
A
Bezit
B
Schuld
Slide 19 - Quiz
Is te betalen btw een bezit of een schuld?
A
Bezit
B
Schuld
Slide 20 - Quiz
Vul in: bij het inkopen van artikelen ....... Jans btw bij het verkopen van artikelen ...... Jans btw
A
betaald, ontvangt
B
ontvangt, betaald
Slide 21 - Quiz
Waar of niet waar? een aflossing op een lening heeft invloed op het eigen vermogen?
A
waar
B
niet waar
Slide 22 - Quiz
op welke rekening worden goederen geboekt, als deze goederen gebruikt worden in het bedrijf zelf
A
voorraad goederen
B
inventaris
Slide 23 - Quiz
Wat gebeurd er met de volgende rekeningen als Jans zijn producten contant verkoopt
A
Voorraad goederen daalt, kas stijgt, te betalen btw stijgt.
B
voorraad goederen daalt, bank stijgt, te betalen btw stijgt.
C
Voorraadgoederen stijgt, kas stijgt, te vorderen btw stijgt
D
voorraadgoederen daalt, bank stijgt, te vorderen btw stijgt.
Slide 24 - Quiz
Wat is een ander woord voor aanmaning?
A
Vordering
B
debiteur
C
Op rekening
D
herinnering
Slide 25 - Quiz
De inkoper van Delinova heeft 2 koffiezetapparaten gekocht op rekening. Welke grootboekrekeningen horen bij deze aankoop?
A
bank, te vorderen ob & voorraad goederen
B
crediteuren, te betalen ob & voorraadgoederen
C
crediteuren, te vorderen ob & inventaris
D
bank, te betalen ob & inventaris
Slide 26 - Quiz
Waar of niet waar? Door aflossen zal het bedrag aan lening dalen