This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Examen Lezen en luisteren
Slide 1 - Slide
Lezen en luisteren
Landelijk examen dat digitaal wordt afgenomen
Aantal leesteksten
Luisterfragmenten (met en zonder beeld)
Slide 2 - Slide
Leesstrategieën
Slide 3 - Slide
Leesstrategieën
Globaal lezen: hoofdzaken uit de tekst halen
Nauwkeurig lezen: de tekst helemaal begrijpen
Zoekend lezen: op zoek naar een specifiek item
Slide 4 - Slide
Je wilt een eerste indruk van de tekst opdoen en het onderwerp bepalen.
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen
Slide 5 - Quiz
Je moet voor een samenvatting informatie uit een tekst halen.
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen
Slide 6 - Quiz
Je wilt weten wanneer de wet in werking is getreden.
A
Globaal lezen
B
Zoekend lezen
C
Nauwkeurig lezen
Slide 7 - Quiz
Tekstdoelen en tekstsoorten
Slide 8 - Slide
Welke doelen kan een schrijver met een tekst hebben?
Slide 9 - Mind map
Tekstdoelen
informeren
overtuigen
overhalen
amuseren
instrueren
Slide 10 - Slide
Hét moment voor alle fans van Apple en al die overige smartphonegebruikers die op zoek zijn naar het nieuwste van het nieuwste is eindelijk daar! Het Amerikaanse bedrijf heeft weer alles in het werk gesteld om ons te verrassen met strakke designs, opvallende nieuwe features en ontzettend veel kracht. Met de release van de nieuwe iPhone 12, iPhone 12 mini, iPhone 12 Pro en iPhone 12 Pro Max zet Apple de nieuwe standaard voor alles dat mogelijk is.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren
Slide 11 - Quiz
Altijd en overal online. Volgens sommige opvoeders liggen er allerlei gevaren op de loer voor onze Wifi-generatie. Er zijn daarom al scholen die het vak mediawijsheid geven. Er wordt gekeken wat de voor- en nadelen zijn, welke gevaren er op de loer liggen en of verbieden zin heeft.
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Overhalen
D
Amuseren
Slide 12 - Quiz
Welke tekstsoorten ken je?
Slide 13 - Mind map
Tekstsoorten
column
betoog
krantenartikel
handleiding
gebruiksaanwijzing
leesboek
stripverhaal
etc.
Slide 14 - Slide
Wat is een voorbeeld van een betogende tekst?
A
Nieuwsbericht
B
Recept
C
Recensie
D
Samenvatting
Slide 15 - Quiz
De montagehandleiding bij een Ikea kastje is een voorbeeld van een:
A
amuserende tekst
B
instructieve tekst
C
betogende tekst
D
informatieve tekst
Slide 16 - Quiz
In een informatieve tekst staan voornamelijk:
A
meningen
B
instructies
C
argumenten
D
feiten
Slide 17 - Quiz
Samengevat
Tekstsoort
Tekstdoel
Voorbeeld
informatieve tekst
informeren
krantenartikel
overtuigende tekst
overtuigen, mening beïnvloeden
recensie
overhalende tekst
aansporen tot actie
folder
amuserende tekst
vermaken
boek, strip
instruerende tekst
instructie geven
handleiding
Slide 18 - Slide
Hoofdgedachte en onderwerp
Slide 19 - Slide
Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Onderwerp
Het onderwerp geeft in één woord of in een aantal woorden aan waar de tekst over gaat
Het onderwerp is nooit een hele zin
Je kunt het onderwerp vaak al uit de titel halen
Vaak wordt het onderwerp letterlijk herhaald in de tekst
Slide 20 - Slide
Elke tekst bevat een onderwerp en hoofdgedachte.
Hoofdgedachte
De hoofdgedachte van een tekst geeft in één zin de belangrijkste informatie uit de tekst weer
Het is dus de kortst mogelijke samenvatting van een tekst
Je kunt de hoofdgedachte formuleren door antwoord te geven op de vraag : "Wat zegt de schrijver over het onderwerp?"
Slide 21 - Slide
Voorbeeld
Slide 22 - Slide
Wat is het onderwerp en wat is de hoofdgedachte?
Slide 23 - Open question
Antwoord voorbeeld
Onderwerp
"Yellow cabs"
Hoofdgedachte
De circa 13.00 fameuze gele taxi's in de Amerikaanse metropool New York worden vervangen
Slide 24 - Slide
Tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 25 - Slide
Tekstverbanden
In een tekst staan vaak verschillende verbanden. Als je de verbanden ziet, begrijp je de tekst beter.
Let op signaalwoorden. Die geven het verband aan in de tekst.
Slide 26 - Slide
Een aantal voorbeelden
Tekstverband
Signaalwoorden
Reden
daarom, omdat, namelijk
Tegenstelling
maar, echter, hoewel
Conclusie
kortom, dus
Oorzaak-gevolg
doordat, daardoor, zodat
Slide 27 - Slide
Jan heeft zijn vmbo-diploma gehaald, waardoor hij kan studeren.
A
Opsomming
B
Conclusie
C
Oorzaak en gevolg
D
Tegenstelling
Slide 28 - Quiz
Ik ga vandaag eerst naar school. Daarna ga ik sporten.
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Tijd
D
Conclusie
Slide 29 - Quiz
Kortom, we winnen deze wedstrijd wel.
A
Tegenstelling
B
Tijd
C
Conclusie
D
Voorbeeld
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
Antwoorden
Maar = tegenstelling
Zo = voorbeeld
Ook = opsomming
waardoor = gevolg
Daarnaast = opsomming
Slide 32 - Slide
Feiten, meningen en argumenten
Slide 33 - Slide
Wat is het verschil tussen een feit en een mening?
Slide 34 - Mind map
Feit, mening of argument?
Feit: een feit kun je controleren.
Mening: een mening is iets wat iemand vindt.
Argument: een reden waarom je een bepaalde mening hebt. Je herkent een argument aan signaalwoorden, zoals: want, omdat, daarom, namelijk.
Slide 35 - Slide
Jesse Klaver moet de nieuwe minister president worden.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 36 - Quiz
Omdat hij goede standpunten heeft.
A
feit
B
mening
C
argument
Slide 37 - Quiz
Uit onderzoek blijkt dat roken slecht is voor je gezondheid.