-Baseer je antwoorden op wat er in de tekst gezegd wordt. Lees goed wat er staat. Bedenk wat er met die woorden inhoudelijk gezegd en bedoeld wordt, maar verzin er niets zelf bij. Het leggen van verbanden tussen woorden, woordgroepen, zinnen en alinea’s KAN in de tekst gedaan worden met signaalwoorden en -zinnen en functiewoorden en – zinnen, maar dat HOEFT NIET. Soms zijn de verbanden dus ‘IMPLICIET’ en moet je dus wél zelf bedenken hoe de woorden/woordgroepen/zinnen/alinea’s samenhangen. Soms kun je er zelf signaalwoorden/-zinnen en/of de functiewoorden/-zinnen tussen denken.