This lesson contains 23 slides, with text slides and 2 videos.
In deze lessen gaan we het hebben over:
De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta.
De ‘prijs’ (koers) wordt, net als bij een ‘gewoon’ product bepaald door ....................... en .......................... .
De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta.
De ‘prijs’ (koers) wordt, net als bij een ‘gewoon’ product bepaald door vraag en aanbod.
Het enige verschil met een ‘gewoon’ product is dat de vraag naar de ene munt altijd samengaat met aanbod van een andere munt.
Als je bijvoorbeeld euro’s omwisselt voor dollars, ben je ............................ van euro’s en .............................. van dollars.
Het enige verschil met een ‘gewoon’ product is dat de vraag naar de ene munt altijd samengaat met aanbod van een andere munt.
Als je bijvoorbeeld euro’s omwisselt voor dollars, ben je aanbieder van euro’s en vrager van dollars.
Als pond meer waard wordt in euro’s, wordt euro minder waard in ponden.
£ 1 = € 1,40 € 1 = £ ......
£ 1 = € 1,50 € 1 = £ ......
1 euro ‘kost’ minder, dus de euro daalt in waarde. Dit noemen we een ............................................ .
Als pond meer waard wordt in euro’s, wordt euro minder waard in ponden.
£ 1 = € 1,40 € 1 = £ 0,71
£ 1 = € 1,50 € 1 = £ 0,67
1 euro ‘kost’ minder, dus de euro daalt in waarde.
De wisselkoers wordt bepaald door vraag en aanbod.
De vraaglijn verloopt dalend,
de aanbodlijn stijgend.
Dus, als de wisselkoers stijgt,
zal de vraag dalen en het
aanbod stijgen.
Bij verschillende wisselkoersen 'kijken' we naar wat de vraag zou zijn.
Als de wisselkoers ..................., wordt import vanuit dit land voor andere landen duurder en zal dus dalen. Die andere landen ........................... dus minder van de munt.
Bij verschillende wisselkoersen 'kijken' we naar wat de vraag zou zijn.
Als de wisselkoers stijgt, wordt import vanuit dit land voor andere landen duurder en zal dus dalen. Die andere landen vragen dus minder van de munt.
Bij verschillende wisselkoersen 'kijken' we naar wat het aanbod zou zijn.
Als de wisselkoers ..................., wordt import van dit land vanuit andere landen goedkoper en zal dus stijgen. Het land zal dus vreemde valuta ........................ en de eigen munt ......................... .
Bij verschillende wisselkoersen 'kijken' we naar wat het aanbod zou zijn.
Als de wisselkoers stijgt, wordt import van dit land vanuit andere landen goedkoper en zal dus stijgen. Het land zal dus vreemde valuta vragen en de eigen munt aanbieden.
Daar waar vraag = aanbod
(van één munt) is er sprake
van een evenwichtsprijs.
Net als bij een ‘gewoon’
product zal de evenwichtskoers
(-prijs) pas veranderen als de
vraag- of aanbodlijn verandert.
Bij een systeem van vaste wisselkoersen mag de wisselkoers niet afwijken van een bepaalde vastgestelde koers.
Als de wisselkoers dreigt te veranderen, moet de centrale bank ingrijpen. Een centrale bank kan (in grote lijnen) op twee manieren ingrijpen om de koers van een valuta te beïnvloeden: aankopen / verkopen valutamarkt of rente aanpassen.
1) Een munt verkopen of aankopen op de valutamarkt. Door een munt te kopen, stijgt de ......................., waardoor de koers .................................... .
Door een munt te ............................. , stijgt het aanbod, waardoor de koers ................................... .
1) Een munt verkopen of aankopen op de valutamarkt. Door een munt te kopen, stijgt de vraag waardoor de koers apprecieert.
Door een munt te verkopen, stijgt het aanbod, waardoor de koers deprecieert.
2) De rente beïnvloeden.
Als de rente in een land stijgt, wordt het voor buitenlanders aantrekkelijker om in dat land te .................................... (sparen). De buitenlanders kopen de munt en de vraag stijgt, waardoor de munt ............................................
2) De rente beïnvloeden.
Als de rente in een land stijgt, wordt het voor buitenlanders aantrekkelijker om in dat land te beleggen (sparen). De buitenlanders kopen de munt en de vraag stijgt, waardoor de munt apprecieert.