LJ1 4.16 Inleiding-middenstuk-slot / LJ2 4.18 + 4.19

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 4.16  - LJ2 4.18+4.19
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 4.16  - LJ2 4.18+4.19
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
LJ1: Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Laat deze nog even dicht op je tafel liggen.

LJ2: Pak je leesboek en ga in stilte lezen

Slide 2 - Slide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- kun je het schrijven van een tekst voorbereiden
- kun je het onderwerp en de deelonderwerpen voor je tekst bepalen


Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


Voor deze les is geen mini-check. We doen allemaal mee met de instructie. 

Slide 4 - Slide

Inleiding – middenstuk – slot
Een goede tekst bestaat uit drie delen: een inleiding, een middenstuk en een slot.





inleiding
- De schrijver vertelt meestal waar de tekst over gaat. 
- Jij weet dan of je de rest van de tekst ook wilt lezen. 
- Meestal is de inleiding één alinea.
middenstuk
- De schrijver vertelt meer over het onderwerp. 
- Het middenstuk bestaat meestal uit meerdere alinea’s. 
- In elke alinea wordt iets verteld over het onderwerp. (deelonderwerp)
slot
- De schrijver maakt een duidelijk einde aan de tekst. 
- Meestal bestaat het slot uit één alinea.

Slide 5 - Slide

Opdracht 46
Lees mee met de uitleg van opdracht 46 op blz. 200

Slide 6 - Slide

Onderwerp
Tekstdoel
uitleg geven
Tekstsoort
uitleggende tekst
Tekstvorm
artikel in kinderkrant
Publiek
Kinderen vanaf 9 jaar
De indeling van jouw artikel
Inleiding
Vertel de lezers in minimaal één zin waar je tekst over gaat.
middenstuk
1e alinea 
Vertel in minimaal vier zinnen over je eerste deelonderwerp.
2e alinea
Vertel in minimaal vier zinnen over je tweede deelonderwerp 
3e alinea
Vertel in minimaal vier zinnen over je derde deelonderwerp. 
slot
 Sluit je tekst in minimaal één zin duidelijk af.

Slide 7 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Intensief --> Had je alle vragen van de mini-check fout?
NVT

Slide 8 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 46 op blz 200


Ben je klaar?
Dan lever je de opdracht in
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 9 - Slide

1. Lesopening

LJ2: Pak je boek van Nederlands en open deze op blz 194

Slide 10 - Slide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- weet je wat het verschil is tussen een objectieve en een subjectieve tekst
- kun je objectieve en subjectieve argumenten (redenen) bij je standpunt geven
- kun je betrouwbare informatie van internet selecteren


Leergebiedoverstijgende doelen:
Denkvermogen
- Realiseert een oplossing volgens plan.
- Formuleert criteria voor de oplossing. 

Slide 11 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check.

Slide 12 - Slide

Wat is een voorbeeld van een objectieve tekst?

Slide 13 - Open question

Wat is een voorbeeld van een subjectieve tekst?

Slide 14 - Open question

Wat is de betekenis van ' argumenten'?

Slide 15 - Open question

Wat zijn vragen die je kunt stellen om te kijken of een tekst of website betrouwbaar is?

Slide 16 - Open question

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 1, 4 en 5 op blz 194 t/m 197.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 17 - Slide

4. Instructie
Als je een informerende tekst schrijft, zoals een nieuwsbericht,, dan moe tje ervoor zorgen dat deze objectief is. Wat je zegt, is neutraal en moet controleerbaar zijn. Je mag alleen maar feiten noemen en je eigen mening mag er niet in voorkomen.

Als je een overtuigende tekst schrijft, zoals een ingezonden brief of een weblog, dan geef je juist wél je mening. Zo'n tekst is subjectief of persoonlijk

Slide 18 - Slide

Om je publiek ergens van te overtuigen, geef je argumenten (redenen) bij je standpunt. Die argumenten kunnen objectief of subjectief zijn.

Je kunt je publiek het best overtuigen met objectieve argumenten. Subjectieve argumenten zijn persoonlijker. Je kunt ze gebruiken om de argumenten die je al geeft, te versterken. 

Slide 19 - Slide

Je hebt geleerd hoe je met behulp van een zoekmachine informatie kunt opzoeken op het internet. Op internet kun je veel informatie vinden, ook argumenten bij een stelling. Niet alle informatie die je vindt, is geschikt. Gebruik alleen betrouwbare informatie. 

Slide 20 - Slide

Om erachter te komen of een website en de informatie erop betrouwbaar zijn, ,moet je jezelf de volgende vragen stellen:

- Wie heeft de informatie op internet gezet? Is de schrijver een deskundige. op het gebied van het onderwerp? 
- Wat is het doel van de informatie? Wil de schrijver informeren, overtuigen of overhalen? Informerende teksten zijn het betrouwbaarst.
- Is de informatie niet verouderd?
- Staan er weinig tot geen spelfouten in?

Schrijf betrouwbare informatie nooit over, maak er je eigen samenvatting van. 

Slide 21 - Slide

6. Zelfstandig werken
LJ1 - Je maakt nu zelfstandig opdracht 26 op blz 200
LJ2 - Je maakt nu zelfstandig opdracht 1, 4 en 5 op blz 194 t/m 197


Ben je klaar?
LJ1 - Dan lever je de opdracht in 
LJ2 - Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen.
timer
1:00

Slide 22 - Slide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je het schrijven van een tekst voorbereiden?
- kun je het onderwerp en de deelonderwerpen voor je tekst bepalen?

                       

Slide 23 - Slide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- weet je wat het verschil is tussen een objectieve en een subjectieve tekst?
- kun je objectieve en subjectieve argumenten (redenen) bij je standpunt geven?
- kun je betrouwbare informatie van internet selecteren?

                    

Slide 24 - Slide

Huiswerk & Toetsen
Huiswerk LJ1: 
Donderdag 23 maart
4.16 opdracht 26

Huiswerk LJ2: 
Donderdag 23 maart
4.18 + 4.19 opdracht 1, 4 en 5
Toetsen LJ1: 
Geen



Toetsen LJ2: 
Geen

Slide 25 - Slide