V1C_werkwoordspelling les 4: pv tt, pv vt en onderwerp

WERKWOORDSPELLING
LES 4: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Onderwerp

Nederlands
 VWO 1 P1 2022-2023
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WERKWOORDSPELLING
LES 4: Persoonsvorm tegenwoordige tijd
Persoonsvorm verleden tijd
Onderwerp

Nederlands
 VWO 1 P1 2022-2023

Slide 1 - Slide

Vorige lessen...

... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in een zin kunt vinden.

.... heb je geleerd hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd en de tegenwoordige tijd vervoegt (= in de juiste vorm in een zin zet).

Slide 2 - Slide

Aan het eind van deze les ...

... heb je nog een keer geoefend met het herkennen en vervoegen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd en verleden tijd.

... weet je hoe je het onderwerp in een zin kunt vinden.

... kun je het onderwerp in een zin benoemen.

Slide 3 - Slide

Het onderwerp
Het onderwerp =
wie of wat + persoonsvorm?

Het onderwerp geeft aan wie iets doet: Kees loopt naar school.
Het onderwerp geeft aan wat iets doet: De stoel valt.
persoonsvorm
persoonsvorm
persoonsvorm
persoonsvorm

Slide 4 - Slide

Het onderwerp
De meeste ouderen gaan ooit naar het bejaardentehuis. 
Wie/wat gaan? = de meeste ouderen
Dus níet: ouderen níet: meeste ouderen

Op de Kerstmarkt gaan we een heleboel verkopen.  
Wie of wat gaan verkopen? = we

Slide 5 - Slide

Oefenen met het onderwerp
Maak de opdrachten. De onderstrepingen zijn linkjes.
  1. onderwerp oefening 1
  2. onderwerp oefening 2
  3. onderwerp oefening 3



Slide 6 - Slide

Persoonsvorm en Onderwerp
Op de volgende slides volgt een aantal zinnen waarbij je het volgende moet doen: 

Schrijf de persoonsvorm en het onderwerp op.

Voorbeeld: Wij willen voetballen.
PV = willen     
Ond = wij
  

Slide 7 - Slide

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Al mijn vrienden zijn al verliefd.

Slide 8 - Open question

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Ik moet de ware nog ontmoeten!

Slide 9 - Open question

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Het is beter om niet te veel vlees te eten.

Slide 10 - Open question

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

De schade voor het milieu schijnt enorm te zijn.

Slide 11 - Open question

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Ik dacht niet goed na.

Slide 12 - Open question

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

De verliezende finalisten van 2010 kwalificeerden zich voor het WK.

Slide 13 - Open question

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Mijn overburen en hun kinderen hebben last van lawaai.

Slide 14 - Open question

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Mijn zusje en ik mogen nu na tien uur ‘s avonds niet meer naar buiten gaan.

Slide 15 - Open question

Noteer de persoonsvorm en het onderwerp.

Help me overeind!

Slide 16 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Vind jij ook niet dat ik veel verdien, vergeleken met wat hij __________ ? (verdienen)

Slide 17 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort
Paul __________ mij of ik hem wil helpen. (polsen)

Slide 18 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Ik hoorde dat de nieuwe H&M morgen geopend __________. (worden)

Slide 19 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Mijn vrienden snappen het niet, maar ik __________ die muziek erg vervelend. (vinden)

Slide 20 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Wat gek dat Jelle zich nog altijd zo over zijn hoge cijfers __________ ! (verbazen)

Slide 21 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Mijn kleren zullen er wel van gaan stinken, maar de vuurkorf __________ uitstekend! (branden)

Slide 22 - Open question

Tegenwoordige tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Moet ik hem helpen of __________ je klasgenoot de uitleg zelf? (onthouden)

Slide 23 - Open question

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort
Peter vroeg of ik hem wilde helpen, maar ik __________ er niet over. (peinzen)

Slide 24 - Open question

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

__________ Frank en Freya bij dezelfde halte __________? (uitstappen)

Slide 25 - Open question

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

De stiekeme snoepers dachten zeker dat wij niets __________!(vermoeden)

Slide 26 - Open question

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Het peloton reed wel door, maar de koploper __________ zijn voorsprong alsnog. (vergroten)

Slide 27 - Open question

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Je moet wel op mijn feestje komen, want je __________ mij dat! (beloven)

Slide 28 - Open question

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

Toen je nog niet kon mailen, __________ bedrijven elkaar hun facturen. (faxen)

Slide 29 - Open question

Verleden tijd: Vul de juiste vorm van het werkwoord in en noteer het onderwerp dat erbij hoort

De hele klas __________ samen de vloer na afloop van de kerstmarkt. (schrobben)

Slide 30 - Open question