Mavo 1 - 90 min - week 2 - Preparing for testweek

Welcome!
Come in and have a seat.

Wat heb je nodig?
1. Stepping Stones
2. Pen
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 18 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welcome!
Come in and have a seat.

Wat heb je nodig?
1. Stepping Stones
2. Pen

Slide 1 - Slide

Goals
At the end of this class..
  • You know what the test will look like.
  • You know how prepared you are for the test.

Slide 2 - Slide

BW B - Vocab + grammar 1 - 3
Vrijdag 20 januari 10:15 - 11:15
60 minuten - 8 onderdelen - 44 punten

Theme words H1, 2 + 3
Present simple, persoonlijke voornaamwoorden, ja/nee-vragen, ontkenningen en woordvolgorde.

Slide 3 - Slide

Let's get to work!
Work in silence for 10 minutes, work together for 20.

Exercise 1: Present simple
Exercise 2: Persoonlijke voornaamwoorden
Exercise 3: Ja/Nee-vragen
Exercise 4: Ontkenningen
Exercise 5: Woordvolgorde
timer
30:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Exercise 1: Present simple
Wanneer gebruik je de present simple?
1. feiten
2. gewoonten

Wat is de shit-rule?
Je voegt -s toe bij he, she of it.

Geef een voorbeeld van een zin waar de shit-rule wordt gebruikt.

Slide 6 - Slide

Exercise 1: Present simple
I do my best. --> She _____ her best.
We go to school. --> He _____ to school.

Tom's job
Hoeveel werkwoorden heb je gevonden? 

Slide 7 - Slide

Exercise 2: Persoonlijke voornaamwoorden
Wanneer gebruik je persoonlijke voornaamwoorden?
1. mensen
2. dieren
3. dingen

Vul de juiste persoonlijke voornaamwoorden in.

Slide 8 - Slide

Exercise 3: Ja/nee-vragen
Hoe maak je een vraag met am, are is of can?

Hoe maak je een vraag met een ander werkwoord?

Wanneer gebruik je do?

Wanneer gebruik je does?

Slide 9 - Slide

Exercise 3: Ja/nee-vragen
Hoe maak je een vraag met am, are is of can?
Door ze aan het begin van de zin te zetten.

Hoe maak je een vraag met een ander werkwoord?
Door do of does aan het begin van de zin te zetten + het hele werkwoord

Wanneer gebruik je do? I, you, we + they
Wanneer gebruik je does? he, she + it

Slide 10 - Slide

Exercise 3: Ja/nee-vragen
George loves this town.
They like soccer.
Katy can drive a car.
Lucy and Jane are very nice.
Gemma went to the swimming pool.

Slide 11 - Slide

Exercise 3: Ja/nee-vragen
Does George love this town?
Do they like soccer?
Can Katy drive a car?
Are Lucy and Jane very nice?
Did Gemma go to the swimming pool?

Slide 12 - Slide

Exercise 4: Ontkenningen
Bij welke werkwoorden voeg je not of -n’t toe om een ontkenning te maken?
Bij am, are, is + can.

Hoe maak je ontkenningen van andere werkwoorden?
Don't/doesn't aan het begin van de zin + het hele werkwoord.

Slide 13 - Slide

Exercise 4: Ontkenningen
We are writing a text.
They can go to the gym every day.
I like to eat pancakes for breakfast.
She knows all the answers to the questions.

Slide 14 - Slide

Exercise 4: Ontkenningen
We aren't writing a text.
They can't go to the gym every day.
I don't like to eat pancakes for breakfast.
She doesn't know all the answers to the questions.

Slide 15 - Slide

Exercise 5 : Woordvolgorde
Tabel


Gebruik de woorden om correcte zinnen te maken.


who
does
what
where
when

Slide 16 - Slide

Exercise 5 : Woordvolgorde
He drives his car to work on Mondays.
She eats cereal in the kitchen at eight o'clock.
My grandmother buys bread at the bakery every morning.
I play soccer at the field on Thursdays.
My brother feeds our dog in the garden every day.

Slide 17 - Slide

Goals
At the end of this class..
  • You know what the test will look like.
  • You know how prepared you are for the test.

Slide 18 - Slide