A5 unité 2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2-4

A5

oefenen unité 2

Welke aanwijzend voornaamwoord moet je gebruiken in het Frans als het woord is... 

mannelijk enkelvoud

vrouwelijk enkelvoud

Meervoud 

Ce

Cette 

Ces

Cet

Wat is een aanwijzend voornaamwoord?

1. ik, jij, hij, zij, men, wij, jullie, u, zij
2. mijn, jouw, zijn, haar, jullie, hun
3. die, dit, dat, deze
4. wie, wat, waar, waarom, welk, hoe, hoeveel

Aanwijzend voornaamwoord:
_______ homme

1. ce
2. cette
3. ces
4. cet

Welk aanwijzend voornaamwoord?
________ filles

1. Ce
2. Ces
3. Cette
4. Cet

Sleep het aanwijzend voornaamwoord naar het juiste vakje

Mannelijke woorden

Mannelijke woorden met een klinker of stomme h

Vrouwelijke woorden

Alle woorden in het meervoud

Ces

Cet

Ce

Cette

Dichtbij / ver weg 

Met -ci of -là achter het zelfstandig naamwoord kun je benadrukken of iets dichtbij of ver weg is.

-ci:

J’y vais cette année-ci. Ik ga er dit jaar heen.

Ces jours-ci je me sens bien. Ik voel me goed deze dagen.

-là:

Tu prends ce livre-ci ou ce livre-là? Neem jij dit boek of dat boek?

Elle connaît ces garçons-là? Kent zij die jongens?

Zelfstandig gebruikt 

	m	v
ev	celui	celle
mv	ceux	celles

Par exemple

C’est le vélo de mon frère. Dat is de fiets van mijn broer.

C’est celui de mon frère. Dat is die van mijn broer.

Je vois la femme que j’aime. Ik zie de vrouw van wie ik houd.

Je vois celle que j’aime. Ik zie degene van wie ik houd.

Quelles pommes veux-tu? Welke appels wil jij?

Celles-ci ou celles-là? Deze of die?

3. ... chocolat-... est aussi bon que ... chocolat-...? (déze, díe)

6. Tu préfères quel gâteau? ... de ta mère? (die)

Tu préfères ce film?

1. Oui, je préfère celui-ci
2. Oui, je préfère celle-ci

Tu aimes cet enfant?

1. Oui, j'aime celles-ci
2. Oui, j'aime ceux-ci
3. Oui, j'aime celui-ci

Le comparartif 

Le superlatif

De overtreffende trap (le superlatif)

De overtreffende trap wordt gevormd door le plus, la plus of les plus vóór het bijvoeglijke naamwoord te zetten

Hij is de grootste leerling - Il est le plus grand élève

Zij zijn de kleinste leerlingen - Ils sont les plus petits élèves

Marie is de aardigste -  Marie est la plus gentille

grand        plus grand (que)           le plus grand

gentil     plus gentil (que)             le plus gentil

maar 

      bon                meilleur                  le meilleur

 mauvais                pire                   le pire 

    bien                 mieux                   le mieux

Welke zin klopt?

1. Marie est la plus gentille fille
2. Marie est la fille la plus gentille

Welke zin klopt?

1. Mon frère est est le plus petit
2. mon frère est la plus petite

Welke zin klopt

1. mes amis sont le meilleur
2. mes amis sont les meilleurs
3. mes amis sont le mieux
4. mes amis sont les mieux

Fais des bonnes phrases en appliquant le comparatif et le superlatif

(- calme) Ma petite soeur / être / moi
(++ calme) Je / être / de la famille

Fais une bonne phrase et applique le superlatif

( -- gentil) Mon cousin / être / garçon / de la famille

Merci et au revoir!😃🙋🏼‍♀️