Les 4 mavo 3

Planning voor vandaag
 Terugblik leerdoelen 
Nakijken opdrachten
Leerdoelen 1.3
Uitleg over paragraaf 1.3 + rekenwerk van paragraaf 1.1 +1.2
Aan de slag met de opdrachten


1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Planning voor vandaag
 Terugblik leerdoelen 
Nakijken opdrachten
Leerdoelen 1.3
Uitleg over paragraaf 1.3 + rekenwerk van paragraaf 1.1 +1.2
Aan de slag met de opdrachten


Slide 1 - Slide

Wat is een voorbeeld van ideële reclame?
A
Billboard van coca cola
B
Folder van Albert Heijn
C
#doeslief
D
De mcdonald's paal

Slide 2 - Quiz

Commerciële reclame kun je opdelen in:
A
Merkreclame en informatieve reclame
B
Ideële reclame en merkreclame
C
Merkreclame en sociale beïnvloeding
D
Ideële reclame en sociale beïnvloeding

Slide 3 - Quiz

Welke 6 p's ken je? (van de marketingmix)

Slide 4 - Open question

Welk woord gebruiken we in de economie voor klant?

Slide 5 - Open question

14)  Eigen antwoord, bijvoorbeeld:

Je koopt Nikeschoenen omdat je vrienden die ook dragen. Of je koopt een
game omdat je die in een folder voor een aantrekkelijke prijs hebt gezien. Of je gaat naar een film omdat je gehoord hebt dat die zo goed is.

15 a) Commerciële beïnvloeding want de verkoper betaalt jongeren om hun ervaringen met Facebook-vrienden te delen.
b) Bijvoorbeeld:
- Ja, want jongeren geloven wat hun Facebookvrienden vertellen.
- Nee, want jongeren weten ook wel dat de ervaringen van hun Facebookvrienden niet altijd voor 100% juist hoeven te zijn.
















14) Eigen antwoord, bijvoorbeeld:

Je koopt Nikeschoenen omdat je vrienden die ook dragen. Of je koopt een
game omdat je die in een folder voor een aantrekkelijke prijs hebt gezien. Of je gaat naar een film omdat je gehoord hebt dat die zo goed is.

15) a) Commerciële beïnvloeding want de verkoper betaalt jongeren om hun ervaringen met Facebook-vrienden te delen.
b) Bijvoorbeeld:
- Ja, want jongeren geloven wat hun Facebookvrienden vertellen.
- Nee, want jongeren weten ook wel dat de ervaringen van hun Facebookvrienden niet altijd voor 100% juist hoeven te zijn.

16) Bijvoorbeeld:
Product: in de supermarkt kun je kiezen voor blikjes of flessen van verschillende maten en zijn er verschillende merken; op een terrasje krijg je een flesje of glas van een bepaald merk zonder dat je kunt kiezen.
Prijs: in de supermarkt betaal je voor 1 of 1,5 liter veel minder dan op een terrasje voor een flesje of glaasje cola.
Personeel: in de supermarkt krijg je alleen hulp als je erom vraagt; meestal heb je alleen bij het afrekenen met personeel te maken. In de horeca word je door het personeel bediend. In beide gevallen moet het personeel goed met mensen kunnen omgaan en servicegericht zijn.
Plaats: de supermarkt zit vaak in een winkelcentrum terwijl een terrasje meestal in een gezellige omgeving zit (soms ook in het winkelcentrum). 














Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide


18) Het WWF vergelijkt de bossen met de longen van de mens. De gezondheid van de mens gaat (hard) achteruit als de longen slechter worden; zo gaat het met de wereld ook slechter als de bossen verdwijnen.

19)  B

20)  A-merk: Coca cola
B-merk: Highway cola
Huismerk: Jumbo cola.
 


























Slide 8 - Slide

Leerdoelen van paragraaf 1.3
Je leert in deze paragraaf:
Wat voor inkomsten en uitgaven je kunt hebben
Waarom budgetteren nodig is en hoe je dat doet
Hoe je berekeningen maakt die je nodig hebt bij budgetteren

Slide 9 - Slide

Rekenwerk paragraaf 1.1 + 1.2
Te berekenen aantal of bedrag = percentage : 100 x totaal

Voorbeeld: Je inkomen is €150. Hiervan spaar je 13%. Hoeveel euro spaar je?

Uitkomst: 13 % : 100 x € 150 = €19,50
of 
Percentage = gevraagde aantal : totaal x 100

Voorbeeld: Je wilt berekenen hoeveel procent €13,25 is van €230

Uitkomst: €13,50 : €230 x 100 % = €5,87
of 

Slide 10 - Slide

Rekenwerk paragraaf 1.3 
Omrekenen van week naar maand 
NOOIT KEER 4 DOEN!!!!


Periode
Per week
Per jaar
Per maand
Bedrag

Slide 11 - Slide

Reservering per maand
Stel dat je over 4 jaar een scooter wilt kopen van €1500. Hoeveel moet je dan per maand reserveren om over 4 jaar genoeg geld te hebben?


Slide 12 - Slide

Begroting
Om op een juiste manier om te gaan met geld, kun je een begroting maken

Een begroting = een overzicht van toekomstige uitgaven en inkomsten


Slide 13 - Slide

Budget/ budgetteren
Een budget is een bedrag waarover jij beschikt. 
Jouw budget is €1500 bijvoorbeeld, dit kan je uitgeven.


Slide 14 - Slide

Soorten inkomens 
Je kunt op 3 verschillende manieren inkomen ontvangen:

1) Inkomen uit arbeid: je werkt en krijgt hier geld voor
2) Inkomen uit bezit: je bezit geld, zet dit op de bank en krijgt hier rente over
3) Overdrachtsinkomen: hiervoor hoef jij geen tegenprestatie te leveren, denk aan kinderbijslag

Slide 15 - Slide

Soorten uitgaven
Uitgaven verdelen we onder in 3 categorieën 


Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven

Slide 16 - Slide

Aan de slag! 
Maken: 

Paragraaf 1.3 opgave 25 t/m 31

Slide 17 - Slide