Klas 3 week 10-2022 les 1

Lesdoelen (buts)


Je gaat woorden herhalen die te maken hebben met
eten en drinken
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar

Chapitre 5
SlimStampen
Voca  E
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Lesdoelen (buts)


Je gaat woorden herhalen die te maken hebben met
eten en drinken
Wat ga je doen?
Ga in het digitale lesmateriaal naar

Chapitre 5
SlimStampen
Voca  E

Slide 1 - Slide

Lesdoelen/buts
Aan het eind van de les:
- Heb ik een kijk- en luisteropdrachtje gedaan

- Heb ik de kloktijden herhaald






Slide 2 - Slide

Regarde le fragment suivant du Petit Nicolas....
1. Le père de Nicolas veut aller à ...............................
2. Sa mère préfère aller à ............................................
3. La personne qui part avec la famille de Nicolas, c'est............................................

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

Les réponses
1. Le père de Nicolas veut aller à la plage
2. Sa mère préfère aller à la montagne
3. La personne qui part avec la famille de Nicolas, c'est la mère de maman = la grand-mère

Slide 5 - Slide

les destinations
à la campagne
à la plage
en ville
à la montagne.

Slide 6 - Slide

Klokkijken

Slide 7 - Slide

Welkom!
Log je in?
Voornaam + eerste letter achternaam
Doe actief mee!

Slide 8 - Slide

Quelle heure est-il?
Hoe zeg je in het Frans: het is 3 uur

Slide 9 - Open question

Klokkijken

Slide 10 - Slide

Quelle heure est-il?
Hoe zeg je in het Frans: het is half 3?

Slide 11 - Open question

Klokkijken

Slide 12 - Slide

Quelle heure est-il?
Hoe zeg je in het Frans: het is kwart over 5?

Slide 13 - Open question

Klokkijken

Slide 14 - Slide

Quelle heure est-il?
Hoe zeg je in het Frans: het is kwart voor 10?

Slide 15 - Open question

Klokkijken

Slide 16 - Slide

Quelle heure est-il?
Hoe zeg je in het Frans: het is vijf over 6?

Slide 17 - Open question

Klokkijken


Il est six heures cinq.
Il est ... heures cinq.
 Il est ... heures dix.
Il est ... heures vingt.
Il est ... heures vingt-cinq.

Slide 18 - Slide

Klokkijken

Slide 19 - Slide

Quelle heure est-il?
Hoe zeg je in het Frans: het is vijf voor 8?

Slide 20 - Open question

Klokkijken


Il est huit heures moins cinq.
Il est ... heures moins cinq.
 Il est ... heures moins dix.
Il est ... heures moins vingt.
Il est ... heures moins vingt-cinq.

Slide 21 - Slide

Presque la fin du cours!
1. Qu'est-ce que tu as appris?
2. Qu'est-ce que tu ne comprends pas encore? -> DPF


Slide 22 - Slide

Klaar? Ga zelfstandig aan de slag met de weektaak
Maken van de oefeningen en/of leren van de vocabulaire
In stilte werken zolang de timer loopt.

Slide 23 - Slide

Au revoir

Slide 24 - Slide