This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
10.1 Europese integratie
KA:
47. Eenwording van Europa
Slide 1 - Slide
Programma
Terugblikvragen (10 min.)
Video + Uitleg: Europese integratie (15 min.)
Examenvraag (Rest van de les)
Slide 2 - Slide
Leerdoelen
Je kunt de veranderende rol van Nederland in de Internationale politiek beschrijven en verklaren
Je kunt voor- en nadelen van globalisering noemen
Je kunt de invloed van het Verdrag van Schengen en van het Verdrag van Maastricht op de Nederlandse samenleving toelichten.
Slide 3 - Slide
Keuzemenu
Keuze 1: Doe mee met de regulieren les. Volg de instructies van de docent
Keuze 2: Ga zelfstandig aan de slag. Doe het volgende:
Lees HC 10.1 goed door
Neem de lessonup 10.1 Europese Integratie goed door
Werk de leerdoelen van 10.1 uit (zie achterin H10).
Maak een keuze! Niets doen is geen optie!
Slide 4 - Slide
Vragen?
Slide 5 - Slide
Dekolonisatie
Multiculturele samenleving
Marshalhulp
'politionele acties'
Samenleving waarin verschillende culturen vredig met elkaar samenleven.
Het proces waarin koloniën onafhankelijk worden van hun Westerse overheerser
De naam die Nederland gaf aan hun oorlog tegen de Indonesische onafhankelijkheid
Financiële steun van Amerika aan West-Europa na WOII, met als doel verzet tegen communisme en het herstel van de Europese afzetmarkt.
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Video
01:01
Welk land hoort niet bij de eerste zes oprichters van de Europese samenwerking
A
België
B
Frankrijk
C
Engeland
D
Duitsland
Slide 8 - Quiz
01:22
Geef twee redenen waarom Europese landen gaan samenwerken
Slide 9 - Open question
01:26
1951
1957
1985
1989
1992
2002
Schengen
Europese gemeenschap van Kolen en Staal
Europese Unie
Europese Economische gemeenschap
Val van de Muur
Euro ingevoerd
Slide 10 - Drag question
01:30
Waar in Europa zullen die nieuwe 16 landen, die in 1995 bij de EU komen. vandaan komen? Waarom uit dat gedeelte van Europa?
Slide 11 - Open question
03:43
Noem drie voorbeelden van hoe jij en/of Nederland te maken hebben met de EU
Slide 12 - Open question
De EU (geschiedenis)
1951-1957: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS): zes landen werken samen, vooral op het gebied van kolen en staal
1957-1993: Europese gemeenschap (EG): De belangrijkste doelstelling sinds 1957 is de gemeenschappelijke markt: één economische Europese zone zonder heffingen, beperkingen en valutaproblemen.
1985-nu: Schengen. Deelnemende landen hebben onderling vrij verkeer van personen. Deelnemers: 23 EU-landen en 3 landen buiten de EU. Als gevolg: meer buitenlandse studenten en arbeidsmigranten uit Oost-Europa
1993-nu: Europese Unie: Steeds meer politieke samenwerking, een gemeenschappelijk buitenlands beleid en een gemeenschappelijke munt.
Slide 13 - Slide
Verenigd Koninkrijk: geen €
Denemarken: geen €
Zweden: geen €
Polen: geen €
Hongarije: geen €
Roemenië: geen €
Bulgarije: geen €
Tsjechië: geen €
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Wat merk je er zelf van?
De euro
Rechten als consument (garantie)
Europees burgerschap (o.a. vrij reizen)
Mensenrechten (democratie)
Europese terreurbestrijding
Slide 16 - Slide
Leg uit, telkens met een verschillende verwijzing naar de bron: welk Europees verdrag, dat in die tijd wordt gesloten onder Nederlands voorzitterschap, Kohl met deze uitspraak ondersteunt en dat de uitspraak van Kohl past bij de politieke rol die het herenigde Duitsland in Europa op zich neemt.
Slide 17 - Open question
Leerdoelen check
Je kunt de veranderende rol van Nederland in de Internationale politiek beschrijven en verklaren
Je kunt voor- en nadelen van globalisering noemen
Je kunt de invloed van het Verdrag van Schengen en van het Verdrag van Maastricht op de Nederlandse samenleving toelichten.